woensdag 22 juni 2011

Slottentoonstelling van de Jan van Leeuwen Stichting

‘Ik voel me op de eerste plaats mens en daarna kunstenaar. Ik kijk wel anders tegen de dingen aan en ik ben bezig met materie, dat is voor mij de essentie’. Dit waren woorden van Jan van Leeuwen (1943-1992), Zeeuws kunstenaar en naamgever van de Jan van Leeuwen Stichting die helaas ophoudt te bestaan. Deze Stichting, opgericht 12 april 1994, stelde zich ten doel de tentoonstellingsruimte in de Zeeuwse Bibliotheek vier maal per jaar aan te bieden aan hedendaagse beeldende kunst van onderscheidende kwaliteit die op de een of andere manier met Zeeland te maken had. Veel kunstenaars vonden hier een podium. Tijdens de opening van deze laatste expositie, vrijdag 17 juni 2011, constateerde Ton Brandenbarg, op de eerste plaats directeur van de Zeeuwse Bibliotheek en daarnaast kunstliefhebber, met gemengde gevoelens het slotwoord te mogen voeren. Als gevolg van de bezuinigingen krijgt de expositieruimte een andere bestemming, wel zullen kleine exposities door het hele gebouw gehouden blijven worden. Kunst zal zijn in de toekomst nieuwe initiatieven te helpen creëren.

Een mooie slottentoonstelling, te zien t/m 27 augustus 2011, waarin het werk en de persoon van beeldhouwer en keramist Jan van Leeuwen centraal staat. Er wordt niet gestreefd naar volledigheid. De samenstellers willen een impressie geven van wie hij was, het werk dat hij maakte, hoe divers en toch eigen. Zijn gedrevenheid, de dingen die hij tot stand wist te brengen, zijn vele bijzondere vriendschappen, de blijvende indruk die hij op iedereen heeft gemaakt. Daarnaast is er summier aandacht voor de Jan van Leeuwen Stichting zelf en alle kunstenaars die op uitnodiging van deze Stichting hebben geëxposeerd. Op een wand zijn alle uitnodigingen van deze kunstenaars te zien. Mensen die anders of nuchter tegen de dingen aankijken, de essentie of droomwereld zoeken, getuige de titels die hun tentoonstellingen soms meekregen. Het leven moet geleefd worden (Jan Haas, 2002), Een landschap als lichaam, een lichaam als landschap (Teja van Hoften), Dreams & false alarms (Hans Overvliet, 2005), Arcadia (Bob Pingen, 2011), You’re the landscape (Hein Verwer, 2008), Fata Morgana (Barbara Jean, 1996/1997), The watcher (Jackie Bongers, 2009). Intrigerend blijft de titel die Machteld van der Wijst in 2010 opgaf: Aangaande existentiële twijfel in tijden van chaos en wanhoop : zeg mij hoe te leven.

Henny Schrijver, kunstenares en echtgenote van Jan van Leeuwen, was in 1995 met Inner landscapes de eerste exposant. Bijna twintig jaar na het overlijden van Jan houdt zij tijdens de opening een indrukwekkende toespraak over haar leven met Jan, hoe ze terugkijkt op de betekenis van zijn kunstenaarschap, zijn zoektocht naar zijn bron, naar wezenlijk contact met zichzelf. Deze zoektocht was voor Jan essentieel. Het vinden van de verbinding met zichzelf, voorbij alle ideeën die je over jezelf zou kunnen hebben, was zijn zelfbehoud. Wanneer het hem te ‘zwaar’ werd volgde een periode van ‘even losschudden’, dan ging hij over tot het maken van gebruikskeramiek. Onafgemaakt bleef een werk uit de serie met de titel: Structures of desire. Hij kreeg de cirkel niet af, niet rond, niet voltooid. Toch had hij zelf, als mens en kunstenaar, de moed om niet volmaakt te zijn.

Over de kunst van Jan van Leeuwen, zijn positie als vooraanstaand keramist in Nederland en zijn inspirerende betekenis voor de Zeeuwse kunstwereld verscheen onlangs in het Zeeuws Tijdschrift (nr. 3/4, 2011) een prima overzichtsartikel van vriend en kenner Paul van der Velde : Zeeuws Museum van de twintigste eeuw. De keramist Jan van Leeuwen als promotor van kunsthistorisch onderzoek in Zeeland. Zijn rol als voorzitter van het Zeeuws Kunstenaarscentrum (ZKC) en organisator van tentoonstellingen met begeleidend katern wordt uitvoerig beschreven. Van de (vele) bronnen die Paul vermeldt noem ik een artikel van Ineke Spaander in het tijdschrift Zeeland 1 (1992): Jan van Leeuwen. Keramische portretten (werken 1990-1992). Jan wordt daarin omschreven als een pur sang keramist en een perfectionist. ‘Werken met keramiek is voor 60% procent techniek en voor 40% uitdrukkingsmogelijkheid’ zegt hij zelf.
Hij maakt diep doorleefd werk: grote sculpturen of beelden. De spanning in dit werk ontstaat door de voortdurend strijd tussen expressie (inhoud) en materie (techniek). Daarnaast, als tegenwicht, maakt Jan potten, vazen, schalen en kopjes.
Zijn inspiratiebronnen zijn onder meer terracotta (graf)beelden van de Etrusken en realistische Romeinse portretbustes. Het inhoudelijke uitgangspunt voor zijn werk is de omgang met mensen. Dat is voor hem de essentie van het bestaan, die leidt tot de expressie van emoties. Vooral in de sculpturen zijn de emoties voelbaar: verslagenheid, pijn, verdriet, totale uitputting, kwetsbaarheid, maar ook erotiek en groteske humor. Het mensbeeld van Jan van Leeuwen doet denken aan een Griekse tragedie, op klassieke wijze opgevoerd door gemaskerde spelers. Het noodlot is onontkoombaar, de mens speelt zijn rol en probeert te overleven. (Spaander, 1992). Thema’s als vervreemding, opgeslotenheid , eenzaamheid, angst en agressie worden ook wel genoemd in de bijdrage van Paul van der Velde.
Keramist pur sang en perfectionist pur sang: als werk van hem uit de oven kwam en er zat een barstje in, zei hij meteen: ‘Wegflikkeren’. (PZC, 1995).
Op de tentoonstelling in de Zeeuwse Bibliotheek is – mede dankzij diverse bruiklenen – uiteenlopend werk te zien van Jan van Leeuwen zoals: Hoofd van Etrusk (keramiek), Kussen 1 (terracotta, hout), Structures of desire (steengoed in houten kist). Verder een Buste, Schouder, Torso, Reliëf polotrui en Reliëf sweater, Jongen in jeans. Prachtige foto’s van Wim Riemens van o.a. 7 Torso’s. Twee rode vazen uit de serie “25 vrolijke vazen”, een kan van Zeeuwse klei en een vaas uit de serie “The painter and the potter”. Er zijn vitrines samengesteld met herinneringen aan de kunstenaar, afkomstig van mensen die hem van nabij hebben gekend: zijn weduwe Henny Schrijver, Paul van der Velde en Albert Meijer. Een boeiende variëteit aan documenten: foto’s, zijn CV, een paspoort, publicaties, affiches, brieven, Zeeuwse Katernen. Ook herinneringen aan de periode dat Jan van Leeuwen en Henny Schrijver als docent verbonden waren aan de Stedelijke Scholengemeenschap Middelburg in de Sint Pieterstraat. Tot de bekende leerlingen van Jan uit die tijd kunnen Pieter Slagboom, Ben Sleeuwenhoek en Dave Meijer gerekend worden. Uit een brief van Dave Meijer , waarin hij terugkijkt op het vak handvaardigheid (en kunstgeschiedenis), citeer ik: 'Het is ’t enige vak geweest dat echt inging op individuele behoeften en daardoor iets losmaakte wat ging functioneren ook (en vooral) na de schoolexamens. Het is een ander soort kennis dan 1 + 1 = 2 of Amsterdam is de hoofdstad van Nederland, maar voor mij veel en veel zinvoller : een kennis die actief is en die mijn leven bepaalt'.
Bezoekers van de tentoonstelling moeten zeker even kijken naar de 9 minuten durende aflevering van Van Gewest tot Gewest (02-09-1992) met als onderwerp Kunst op de vensterbank. Te zien is een reportage van Rob van Hoek over een tentoonstelling in het kader van Zeeland Cultuurmaand. In een historisch straatje in Middelburg, de Spanjaardstraat, zijn keramische kunstobjecten op de vensterbanken uitgestald. Deze kunst komt van vijf kunstenaars uit Brabant en Zeeland die samen de groep Cheops vormen. Ze nemen de truttigheid van een vensterbankcultuur met gefiguurzaagde watervogels, en wat dies meer zij, op de korrel en willen tonen hoe het ook anders kan. De diaserie over dit project in een toepasselijk venster met sanseveria’s en vitrage is mooi om te zien.

Structures of desire. Alle kunstenaars die dank zij de Jan van Leeuwen Stichting in de Zeeuwse Bibliotheek hebben geëxposeerd hebben volgens mij structuren gezocht. Met pen, potlood of verf, met klei, brons of marmer, op welke manier dan ook, werd vorm gegeven aan ‘iets’, een innerlijk landschap of verlangen. Jan van Leeuwen kon een werk uit de serie Structures of desire niet voltooien, hij kreeg de cirkel niet rond. In 1992 overleed hij aan de gevolgen van aids, slechts 49 jaar jong. Hij was kunstenaar én mens én keek anders tegen de dingen aan. Toch is met deze slottentoonstelling één cirkel wel rond: Henny en Jan komen elkaar weer tegen, zij nu als eerste, hij als laatste. Twee mensen, twee kunstenaars.

Structure of desire, 1989. Foto: Wim Riemens
Non-figuratief werk. In de Structures of desire is geen menselijk leven te zien maar de spanning tussen volmaaktheid en onvolmaaktheid is er net zo in terug te vinden als in de torso's van weleer (Nico Out, 1989).
Jan van Leeuwen, 1982. Foto: Ruud Leuvelink
Hoofd van Etrusk, 1989. Foto: Marian van der Weide

maandag 6 juni 2011

Leestip: Het negerboek / Lawrence Hill

‘Ik vroeg me af hoeveel kaurischelpen ik waard was’, zegt het meisje Aminata Diallo wanneer zij, geketend, op weg is naar het slavenschip. Aminata is de vertellende hoofdpersoon in Het negerboek, een indrukwekkende roman over de geschiedenis van de slavernij, uitgegeven door Ailantus in 2011. En nee, met goedertierenheid viel in de periode van de slavernij geen winst te behalen, wel met ivoor, rum, ijzer, kanonnen, sandelhout, rollen katoen en zijde. Ook de handel in 'kroesvee', de zwarte bevolking uit Afrika, was lucratief.
De auteur Lawrence Hill (Toronto, 1957) bezocht op zijn Nederlandse toernee onlangs Middelburg en vertelde in boekhandel de Drvkkery uitgebreid over zijn roman; een verhaal dat niet als een aanklacht gezien moet worden maar geschreven is vanuit een diepe bewondering voor het universele menselijke ‘wonder’: de wil om te overleven. Het toeval wil dat in dezelfde week (25 mei) het Middelburgs ‘slavenarchief’, het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), door Unesco opgenomen werd in de werelderfgoedlijst Memory of the World.

'Wie dacht dat alles nu wel over slavernij geschreven is, vergist zich' vermeldt het boekomslag. Aminata is nog klein als ze uit de Afrikaanse binnenlanden wordt weggevoerd en samen met andere gevangenen in de hel van een slavenschip belandt. Op een indigoplantage in Virginia ontdekken twee oudere slaven dat ze kan lezen en schrijven en kennis heeft van kruiden en het vroedvrouwschap. Ze wordt hun geheime leerling. Een joodse handelaar neemt haar over nadat ze haar kind verloren heeft. Jaren later ontvlucht ze hem tijdens een reis naar New York. In de achterbuurten helpt ze morsige liefjes van Britse officieren te bevallen. Ondertussen bouwt ze een netwerk op, waardoor ze als vrije vrouw naar Nova Scotia kan reizen. Uiteindelijk keert ze terug in Afrika, maar haar dorp kan ze niet bereiken. Haar lange reis eindigt in Londen, waar ze een belangrijke rol speelt bij de discussies rond de afschaffing van de slavernij.

Auteur Lawrence Hill stamt zelf af van Amerikaanse slaven. Tijdens stamboomonderzoek ontdekte hij de opzienbarende rondreis van sommige slaven. En hij stuitte op Het negerboek, een nauwkeurige opsomming van slaven die naar Nova Scotia vertrokken, hoe oud en fit ze waren en hoe ze hun vrijheid kregen. Het inspireerde hem tot deze meeslepende roman, die met alle indrukwekkende details geen moment vaart verliest.
In Middelburg licht hij zijn keuze voor de romanvorm toe. Kernwoord is ‘imagination’: een roman helpt te voelen en te zien. Door Aminata (ook een naam van zijn dochter) een stem te geven krijgt de geschiedenis van de slavernij een menselijk gezicht, hij laat Aminata immers zelf haar levensverhaal vertellen. De roman boeit inderdaad vanaf het begin omdat de slavernij aanvankelijk door de ogen van een kind ‘gezien’ wordt, de beschrijving van de kettinggang vergeet je nooit meer.

Lawrence Hill stond uitvoerig stil bij de geschiedenis van de slavernij in Amerika, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, het einde van de Britse overheersing. De positie van de zwarte loyalisten in Noord-Amerika die in de Amerikaanse Revolutie aan Britse zijde hadden gevochten of zich achter de Britse linies hadden opgehouden. De zwarten die de plantages waren ontvlucht om als kok, soldaat, spion, prostituee of hoe dan ook de Britten te helpen omdat hun vrijheid werd beloofd. Ze kwamen in Manhatan (het eiland Mana-hata) terecht, het laatste Britse gebied. De Amerikaanse regering bood hen de kans in Nova Scotia een nieuw leven op te bouwen. In de roman is de volwassen Aminata degene die in het Book of Negroes de namen en bijzonderheden moet registreren van 3.000 personen die in 1783 mogen inschepen naar Nova Scotia, een schiereiland voor de kust van Canada. Maar ook daar wacht de desillusie, het beloofde land om te bewerken krijgen ze niet of is te hard, het is er koud, er is geen gereedschap. Ze voelen zich verraden door de Britten. In 1792 verlaten 1200 personen Canada en keren terug naar hun moederland Afrika waar ze in Sierra Leone de plaats Freetown stichten. Daar kunnen ze in relatieve vrijheid een nieuw bestaan opbouwen maar tegelijkertijd moeten ze constateren dat de slavenhandel gewoon doorgaat. 'Soms is een pact met de duivel beter dan helemaal geen pact' is de visie van de machthebber.

Nederlandse en andere kaarten van Afrika uit die tijd zijn interessant, vertelt Lawrence Hill. De kustlijn werd met veel aandacht getekend. De slavenhavens Wydah, Elmina en Bance Island zijn vindbaar. Het binnenland was echter lange tijd een onbekend gebied ingevuld met afbeeldingen van olifanten, leeuwen en bavianen, schetsjes van heuvels, half geklede Afrikaanse mannen en naakte Afrikaanse vrouwen met pronte borsten en kinderen op hun rug. Als een aanklacht tegen onbekend zegt Aminata over deze kaartenmakers: ‘Ze hadden geen idee wie wij waren, hoe wij leefden en hoe sterk we waren om de koloniën überhaupt te halen’. De beroemde ironische versregels uit On Poetry; A Rhapsody, door Jonathan Swift, 1733, spreken voor zich:
Dus vult de kaartenmaker Afrikagaten
Met menig barbarijtafereel
En waar de bewoners de bergruggen laten
Plaatst hij van armoe een olifantsbeeld
De boektitel Het negerboek zorgt regelmatig voor discussie of commotie. In Amerika was het absoluut ondenkbaar om The Book of Negroes als titel te kiezen, too explosive, too offensive, too insulting. De roman verscheen daar onder de titel Someone Knows My Name. Op de website van Lawrence Hill zijn de titels van de vertalingen te vinden, go with the flow is het uitgangspunt, aldus Hill. Prachtig uitgegeven in Canada is The Illustrated Edition of The Book of Negroes, in Middelburg toonde Hill middels een diashow veel illustraties uit deze uitgave.

Een bezoek aan het Zeeuws Archief eerder die dag maakte indruk op de auteur. Het inzien van documenten uit het slavenarchief about the Dutch human cargo raakte hem, evenals de omschrijving ‘kroesvee’ en het scheepsjournaal van het schip Geertruijda en Christina uit 1783. Ook hier trof hij beschrijvingen van slaven, zoals: op 6 oktober 1775 verhandeld in Paramaribo voor 130 gulden, female negro, healthy, with some fire in her eyes. Canadezen en Nederlanders lijken op elkaar, constateert Lawrence Hill, hij was als Canadees en onderzoeker dan wel op de hoogte van de Nederlandse rol in de slavenhandel van 1730 tot 1807 maar… it is a history we prefer not to know.
Over geschiedschrijving gesproken, de dag na het bezoek van Lawrence Hill aan Middelburg schrijft het Zeeuws Archief zelf geschiedenis. Het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) werd vanwege de wereldwijde betekenis opgenomen in het Memory of the World-register, een werelderfgoedlijst van Unesco. De MCC heeft 169 jaar bestaan, van 1720 tot 1889. Vanaf het midden van de achttiende eeuw werd het bedrijf een echte slavenhandelaar: er werden ruim 31.000 slaven van Afrika naar Amerika getransporteerd op 113 reizen. Al deze activiteiten zijn nauwkeurig vastgelegd in o.a. scheepsjournalen en kasboeken en bewaard. Tot in detail is beschreven voor welke goederen een slavenmeisje werd geruild, wat er tijdens een reis werd ingekocht onderweg, wie de aandeelhouders van de MCC waren en wat ze verdienden. Het archief is uniek omdat de administratie over de slavenhandel vanuit Zeeland nog vrijwel volledig intact is.
Middelburg en het slavernijverleden: een onderwerp apart. De romantisch ogende binnenstad bezit een schaduwzijde die niet door iedereen gezien wil worden. Pakhuizen, patriciershuizen, straatnamen en ook de wondere huisnaamwereld van Middelburg getuigen van dit verleden. In de achtertuin van het pand ‘Moorenlandt’ (Spanjaardstraat 45-47) zijn duizenden kaurischelpjes aangetroffen, wellicht in de tuin gedeponeerd toen ze als ruilmiddel niet meer in zwang waren. Om een indruk te geven van de verhandelde hoeveelheden: 8.000 kilo kauri's werden in West-Afrika geruild tegen 200 slaven.
Bij funderingsrestanten van een glasoven of glasblazerij (Blindenhoek 8) zijn duizenden minder goed gelukte glaskralen gevonden. Kleurige kralen werden vervaardigd in opdracht van de WIC en de MCC en in West-Afrika ingezet als ruilmiddel. Maar dan wel met verschillende kleuren en motieven want elke stam had zo zijn eigen voorkeuren.
Het meisje Aminata vroeg zich af hoeveel kaurischelpen ze waard zou zijn terwijl ze in kettinggang naar het slavenschip werd geleid. Misschien droomde ze ook van een mooie ketting van glaskralen, met helder witte kralen, glanzende zwarte kralen, maar vooral met oneindig veel andere kleuren en wonderschone motieven…

Illustratie kettinggang: zie site Lawrence Hill

The Book of Negroes werd in het Nederlands vertaald door Ine Willems. Het negerboek telt 448 pagina's.