woensdag 30 maart 2011

Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan : een boogiewoogie-prentenboek

In het spoor van Mondriaan, de Boogie Woogie dansend, verovert dit nieuwe prentenboek over Keepvogel en Kijkvogel in 2011 vast en zeker een mooie positie binnen de jeugdboeken die over kunst gaan. Ouders en kinderen die van verbeelding en schilderkunst houden, leerkrachten en leerlingen die met kunst bezig zijn zullen zeker geïnspireerd worden door dit kleurrijke boek over Mondriaan. Voor de jeugdige lezers in Zeeland is dit zeker een aan te bevelen boek!
Eerst: wie was Mondriaan, wie is Keepvogel?
Piet Mondriaan (1872-1944), één van de grootste pioniers van de abstracte schilderkunst, had iets met Zeeland, vooral met de badplaats Domburg waar hij, zo'n honderd jaar geleden, regelmatig kwam. Hij hield van de Zeeuwen, de kunstenaars, het landschap, de duinen, de zee en het Zeeuwse licht. Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan van Wouter van Reek is een kunstprentenboek, uitgegeven door het Gemeentemuseum Den Haag en uitgeverij Leopold. Het Haagse museum heeft de grootste Mondriaancollectie ter wereld met als topstuk Victory Boogie Woogie dat Mondriaan in 1944 maakte en dat ook een rol speelt in het prentenboek waarin Keepvogel onze gids zal zijn.

De eerdere vijf Keepvogelverhalen van Wouter van Reek zijn inmiddels alom bekend, de site van Wouter van Reek blijft een verkenning waard: filmpjes kunnen gedownload worden van de tekenfilmserie over Keepvogel, uitgezonden door de VPRO tussen 2000 en 2007.

Keepvogel, de altijd in een rode cape gehulde loopvogel gaat nooit op stap zonder zijn trouwe hondje Tungsten. Hij vindt dingen uit en is ook nog eens naïef en heerlijk eigenwijs. In dit nieuwe verhaal gaat Keepvogel met zijn vriend Kijkvogel, die volgens een foto op de achterzijde van het boek, met zijn postuur en bril veel weg heeft van Piet Mondriaan, op zoek naar een nieuwe toekomst vol dingen die nu nog niet bestaan. Hoe doen ze dat, op zoek gaan naar wat er nog niet is? Waar zoek je dan? Kijkvogel gaat samen met zijn hondje Foxtrot op pad maar Keepvogel twijfelt aanvankelijk: Als je afwacht komt de toekomst toch vanzelf? Met zijn trouwe hondje Tungsten besluit hij Kijkvogel achterna te reizen. Ze lopen door een landschap met een molen, water en bomen maar al snel verandert het landschap, zoals ook de landschappen in het werk van Mondriaan gaandeweg veranderden. Ze komen in een stad die veel op New York lijkt, de stad waar Mondriaan vanaf 1940 woonde. Toch ook een stad, een metropool, type Tokio, met Aziatische invloeden. Het lijkt wel alsof Keepvogel en Kijkvogel weten dat de toekomst nu ten oosten van ons ligt en niet meer ten westen.

In deze stad komt de toekomst dichterbij wanneer Keepvogel en Tungsten de metro of ondergrondse trein nemen, kennismaken met de drukte, de haastige reizigers, de geluiden en lichten van de stad. Keepvogel en Tungsten raken elkaar kwijt, een zoektocht volgt. Wanneer Keepvogel een plattegrond – in Mondriaanstijl – bestudeert ziet Kijkvogel hem daar staan. 'Keepvogel? Wat doe jij hier?' zegt Kijkvogel. 'Ben je ook op zoek naar de toekomst?' 'Nee, ik zoek Tungsten,' zegt Keepvogel. 'Hij is verdwaald.' 'Honden verdwalen niet,' zegt Foxtrot, het hondje van Kijkvogel, 'Je bent zeker zelf de weg kwijt.' Hoe het verhaal allermodernst, allerwildst en allerswingendst eindigt in het museum waar Kijkvogels laatste schilderij te bewonderen valt, mag je zelf, in jouw toekomst, gaan ontdekken.

Alles in dit prentenboek ademt de sfeer en stijl van Mondriaan. Bij de boogiewoogiestijl in de pianomuziek speelt de linkerhand en zeer strak ritme terwijl de rechterhand allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen. Van de eerste tot de laatste bladzijde danst de Boogie Woogie door dit kunstboek. Het verhaal begint met prenten die verwijzen naar de figuratieve periode maar al snel, via het kubisme, komen de meer abstracte schilderijen het verhaal binnen. Wouter van Reek tekent tot in detail een heel bijzonder stadsbeeld met strakke geometrische figuren en vormen in de Mondriaankleuren rood, geel en blauw (de primaire kleuren) met daarnaast zwart, wit en grijs. Zelfs de vierkante lijfjes van de hondjes zijn in Mondriaanstijl getekend. Het verhaal zelf, de wegen & omwegen, de verwondering, het thema lost and found, de filosofie, de humor en tenslotte de muziek zorgen voor de soul & blues. De verhalen over Keepvogel zijn altijd complex en toegankelijk tegelijk. Van Reek stelt filosofische vragen, zoals wat is oneindigheid, wat betekent modern zijn, kan iemand gewoon uit zichzelf modern zijn, wat mis je wanneer je niet zoekt, maar rustig thuis blijft? Of moet je blijven streven naar het moderne? Kortom een prentenboek dat niet alleen veel informatie bevat over het werk van Mondriaan maar kinderen ook aan het denken kan zetten. Op verschillende manieren kan dit prentenboek bruikbaar zijn: als gewoon kijk- of zoekboek voor de onderbouw, als voorleesboek voor kinderen vanaf een jaar of zes. In middenbouw en bovenbouw te gebruiken als introductie op het werk van Mondriaan of bij lessen over kunst, zoals de periode van figuratieve naar abstracte schilderkunst. Opvallend is dat de naam Mondriaan, behalve in de titel, niet in het verhaal voorkomt! Iedereen die met dit verhaal aan de slag gaat wil ik een tip geven: zoek op YouTube een aardig muziekje, begin de zoektocht naar de kleurrijke toekomst met een swingende Boogie Woogie!

Vanaf 17 september 2011 is de tentoonstelling Mondriaan en De Stijl te zien in het Gemeentemuseum in Den Haag. De originele prentenboekillustraties van Wouter van Reek zijn al vanaf 2 juli te zien, deze tentoonstelling zal ook eerder eindigen. Het is aan te bevelen de site van het Gemeentemuseum in de gaten te houden.

Piet Mondriaan begon als landschapschilder. Hij zocht zijn hele leven naar een nieuwe schilderkunst, de Nieuwe Beelding noemde hij dit. Zeeland, Walcheren, Domburg en Mondriaan zijn met elkaar verbonden. In het boek voor de jeugd Mondriaan voor beginners, zijn leven & werk : een kennismaking, 1995 is voor leerlingen veel informatie te vinden over de Zeeuwse periode. In september 1908 kwam hij voor het eerst in Domburg, toen al een bekende badplaats. Met een schetsboekje in zijn hand liep hij graag door de duinen en langs het strand. Tegen zonsondergang zat hij op het hoogste duin en keek naar het veranderen van het licht op de zee. Hij hield van dit Zeeuwse licht, het licht dat in Domburg anders was dan in Winterswijk waar hij een deel van zijn jeugd doorbracht. Hij kwam er jaarlijks terug en nam deel aan tentoonstellingen. In 1911 werkte hij een tijdlang in Veere. Op Walcheren ontstonden de beroemde series schilderijen van onder meer de kerktoren van Domburg, de vuurtoren van Westkapelle, duingezichten en boomstudies, waarbij de vormen steeds schematischer werden. Werken uit de serie Pier en oceaan, geïnspireerd op de paalhoofden van Domburg, bestaan uit horizontale en verticale zwarte lijntjes. Een beroemd schilderij uit de vroege periode is Molen bij zonlicht (1908) waarin hij onderzocht hoe hij het effect van zonlicht zo intens mogelijk kon laten zien. Hij beperkte zich tot rode, gele en blauwe tinten: alleen de primaire kleuren. Mondriaan zag licht als een levenskracht die hij zichtbaar wilde maken. Daarom had hij een voorkeur voor landschappen waarin het licht op een bijzondere manier te zien was. Hij werkte bijvoorbeeld bij ondergaande zon of bij maanlicht. Wereldberoemd werd het schilderij Avond; De rode boom (1908-1910). Het was wennen, niet iedereen begreep deze andere schilderkunst. 'Die man is totaal in de war', schreef een criticus. Maar de mening van anderen liet Mondriaan koud. Hij ging zijn eigen weg. 'Ik ben nooit bang, ook niet voor de duivel', schreef hij aan een kunstenares. Mondriaan vertrok in 1912 naar Parijs. Vanaf dat moment signeerde hij zijn schilderijen met Mondrian behalve zijn tekeningen van bloemen, die hoorden bij zijn verleden. Vanaf 1940 woonde hij in New York, alleen in een moderne stad kan een moderne schilder wonen, was hij van mening. Zeker New York, de stad met wolkenkrabbers, een bijzondere plattegrond-met-orde, straten met nummers, sprak hem aan. Met betrekking tot musea had hij een opvallende mening: hij wilde een ander museum. Niet de mensen op de schilderijen moesten dansen maar de bezoekers. Hij wilde het museum veranderen in een 'bar-dancing', zelf danste hij graag. De charleston en foxtrot waren in de jaren twintig moderne dansen, de bewegingen waren net zo strak en recht als de lijnen op zijn schilderijen.

Hij was een groot muziekliefhebber, hij hield van jazz-muziek. Zijn enthousiasme voor de nieuwste dansmuziek, de swingende Boogie Woogie was groot, hij verwerkte het opgewekte ritme van de Boogie Woogie in meerdere schilderijen. Hij werkte een jaar aan Broadway Boogie Woogie en verkocht dit schilderij voor 600 dollar. Het beroemde schilderij Victory Boogie Woogie is in wezen een optimistisch schilderij, een visuele overwinningsdans met een compositie in ruitvorm, een beweeglijk evenwicht. Hij heeft het niet af kunnen maken. In 1944 liep hij een longontsteking op waaraan hij binnen enkele dagen overleed in zijn geliefde stad New York.

Tot slot: Mondriaan was een bescheiden man. In 1932 schreef hij bijvoorbeeld aan een echtpaar dat een schilderij van hem had gekocht: 'Ik hoop dat het u altijd vreugde zal geven; een beetje zon en dus een beetje helderheid.'

Door de zoektocht van Keepvogel is hij gelukkig weer even onder ons.

Voor het schilderij De rode boom (1908) koos hij expressieve kleuren. De boom is rood, een kleur van passie, warmte, energie en beweging. Het blauw is koel: de kleur van de geest, helderheid, ruimte en eeuwigheid. In Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan ligt Keepvogel onder deze boom over de nieuwe toekomst na te denken…
Het Zeeuws Museum in Middelburg heeft een Mondriaan in de collectie, een blauwe appelboom.



Blauwe appelboom in golvende lijnen I, ca. 1908 (olieverf op papier gezet op canvas) 27,2 x 38,4 cm. Collectie: Zeeuws Museum, aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt. Foto: Ivo Wennekes *Recensente Coosje van der Pol bespreekt dit prentenboek in het onovertroffen tijdschrift over jeugdliteratuur Leeswelp, nr. 2, 2011 Afbeeldingen: Strand bij Domburg, 1909, olie op doek, 33,5 x 43 cm /Collectie: Kröller-Müller Museum Otterloo Duin III, 1909, olie op karton, 29,5 x 39 cm / Collectie: Haags Gemeentemuseum Leestip: Mondriaans Alfabet / Bianca Stigter, 1997. Mondriaan in het Gemeentemuseum Den Haag / Hans Janssen, 2008. Mister Orange / Truus Matti, 2011. Leesboek over Mondriaan in New York voor kinderen vanaf 9 jaar. Eveneens een uitgave van uitgeverij Leopold i.s.m. het Gemeentemuseum in Den Haag. Zie ook: informatie over de Zeeuwse canon op http://www.geschiedeniszeeland.nl/, venster 43: Mondriaan in Domburg 1908-1916.

woensdag 23 maart 2011

Yvette Lardinois: over Full House & thuis, een eland & Zeeland


Motto: het is alsof jij in mij woont, je thuis voelt in mijn huis

In de Middelburgse presentatieruimte CAESUUR zijn bijzondere objecten, keramiek en tekeningen met of zonder textiele materialen te zien van beeldend kunstenaar/keramist Yvette Lardinois. De ruimte waarin haar werk wordt tentoongesteld is een kunstwerk op zich. Het ontwerp Full House van architect Johan de Koning van het Laboratorium voor Architectuur (Rotterdam, Middelburg en Szczecin/Polen) dient sinds medio 2010 als ‘ontvangstruimte’ & uitdagend podium, de wisselende tentoonstellingen die er plaatsvinden zijn installaties of concepten die worden gepresenteerd in het permanente tentoonstellingsobject Full House. Dit is het model op ware grootte van een volledig woonconcept niet groter dan 25 m², een inzending voor de International Design Competition in Zuid-Korea in 2002 en bekroond met de tweede prijs. Full House is een consequent geminimaliseerd woonprogramma. De uitwerking is gebaseerd op scheiding van woonfuncties, uitgesplitst in wonen, spelen of werken, eten, slapen, baden en een darkroom. Iedere functie is ondergebracht in een verrijdbaar segment, deze zijn onderling te verschuiven. Het klinkt ingewikkeld, toch kan de gebruiker de ruimtes gemakkelijk veranderen en aanpassen aan zijn/haar specifieke wensen. Full House is als ontwerp een zoektocht naar de intieme betekenis van het wonen in een huis. Door architectuur in verband te brengen met beeldende kunst, literatuur, cinema en poëzie weet Johan de Koning (en CAESUUR) de horizon van bezoekers te verbreden en te verrijken. Yvette Lardinois stelde zichzelf als opdracht om met inbreng van haar werken een THUIS in een ‘huis’ te creëren. Dit idee is ontstaan naar aanleiding van gesprekken met Johan de Koning. Zijn belangrijke inspiratiebron is de roman Giovanni’s Room van James Baldwin, met name de zin: “Misschien is thuis geen plaats, maar slechts een onherroepelijke (bestaans-)voorwaarde”. Met schalen, wandobjecten en tekeningen heeft Yvette Lardinois dit gevoel ‘overgebracht’. De uitstraling van haar levenslust, haar werk met de Zeeuwse details en haar kleurgebruik voelt als thuiskomen. Yvette Lardinois (Waalwijk, 1960) heeft de ruimtes ingericht met objecten die verwijzen naar emoties die in ieders leven plaatsvinden. De herinnering aan het plotseling overlijden in 2005 van haar levenspartner Jan Goossen heeft haar geïnspireerd tot het ‘verbeelden’ van traan- of druppelvormen in tekeningen en keramische objecten. De uitstraling is er een van vitaliteit, geen sfeer van melancholie of verdriet, eerder een gevoel dat toch de zon doorbreekt en vreugdetranen brengt. Uit een persbericht van Caesuur citeer ik: ‘De lege keuken krijgt een karakter en de voormalige wasplek wordt voorzien van een grote keramische schaal met druppels tranen. In de doucheruimte vinden verwijzingen plaats naar de plekken waar de douchebak en kraan zouden zijn aangelegd. De huiskamer krijgt een eigen sfeer door tekeningen en kleine keramische objecten die aan de muur hangen. In de slaapkamer is rust. Daar liggen tabletten gebakken klei die diep zijn geglazuurd als kussens op een bed. De tranen die geplengd worden en die vastgebakken lijken in klei en glazuur. Soms zijn het bittere tranen maar vaak ook vreugdetranen wat te zien is aan de kleur en structuur van de objecten en de tekeningen. Johan de Koning heeft het huis een darkroom gegeven. Dit is het donkere of geheime deel van het huis. Het is de boventallige behoefte die nodig is voor de balans in het huis. Yvette Lardinois vult deze ruimte en creëert er een plek waar men tot bezinning komt’. In deze darkroom staat ons, in de draaglijke lichtheid van het bestaan, een eland, de Koning van het bos op te wachten. Uit een prachtig artikel in Keramiek (jrg. 37, nr. 1, febr. 2011) citeer ik vrij: Het leven van Yvette Lardinois kreeg een andere wending na de ontmoeting met haar Noorse vriend Frank Åsnes. Hij draait haar schalen, door hem komt zij regelmatig in Scandinavië. Het gevolg is dat in haar werk Noorse invloeden zichtbaar worden, het verkeersbord met de eland zien we nu in Caesuur terug. De eland is voor Yvette Lardinois een metafoor voor haar gevoelens: van het trage verwerkingsproces waarin zij langzaam vooruitging tot de herinneringen van nu. De eland is traag, elegant en gestaag. Het ene beeld roept het andere op en de persoonlijke beelden leiden naar een meer universele beeldtaal. De eland werd voor Yvette het symbool van haar Noorse nieuwe wereld, een nieuw landschap en rust. Het oer-beest dat gestaag doorloopt en de hobbels van het leven neemt, een symbool voor hoop en doorzettingsvermogen. Yvette is recentelijk groter gaan werken: haar serie “Eland, koning van het bos” zou in Middelburg mooi in grote panden voor de ramen kunnen hangen. De lichtheid van het nu is ook in de schalen en wandobjecten te zien, door de openingen kunnen licht en schaduw vrij spel krijgen. Eerdere werken van Yvette Lardinois waren, na 2005, aards, meer gesloten en somber, de werken van de laatste twee jaar zijn lichter van toets, frivoler en kleurrijker. Nogmaals een citaat uit Keramiek: ‘Er is meer licht en lucht in gekomen, hoewel een zekere ingetogenheid wel een belangrijk kenmerk is gebleven. De tekeningen en aquarellen van zes jaar geleden waren verzamelingen van stippen, druppels of tranen die serieel, in grote aantallen en rechthoekige blokken op papier werden geplaatst. Alsof het verdriet even geparkeerd moest worden zodat er ruimte vrijkwam voor een nieuw werk. Pas enkele jaren later werden diezelfde tekeningen voorzien van textiele draden, paillettes, kraaltjes en kantjes (ze leerde zelfs kantklossen), vaak onderdelen van Zeeuwse streekdrachten. Hierdoor werd niet alleen een verbinding tot stand gebracht tussen afzonderlijke elementen, maar verbond Lardinois zich ook met haar omgeving'. In haar woonplaats Vrouwenpolder komen nieuwe kleurrijke werken tot stand. Wellicht laat zij zich inspireren door het Zeeuwse landschap, voelt zij zich thuis in de ongereptheid van het natuurgebied Oranjezon, onderdeel van de Manteling van Walcheren. Duingebied & dennenbos, meidoorn & egelantier, geelhartje & borstelbies, melkkruid & dwergzegge. Een thuiskomen in het echte, maar ook emotionele landschap? In Oranjezon voelen reeën zich thuis, ook een flinke populatie damherten voedt zich in dit landschap. Geen elanden, wel, voor wie daar oog voor heeft, symbolen van een vitaal, elegant, kleurrijk, kwetsbaar en prachtig Zeeuws kunstenaarschap. Ik hoop dat Yvette, ook al zou zij gaan reizen, bij ons blijft ‘wonen’ en zich in Zeeland thuis blijft voelen.

Het literaire element in deze tentoonstelling is het toepasselijke gedicht Anecdote of the jar van Wallace Stevens, door Johan de Koning op een van de wanden aangebracht.

Anecdote of the jar

I placed a jar in Tennessee
And round it was, upon a hill.
It made the slovenly wilderness
Surround that hill.

The wilderness rose up to it
And sprawled around, no longer wild
The jar was round upon the ground
And tall and of a port in air

It took dominion everywhere.
The jar was gray and bare.
It did not give of bird or bush
like nothing else in Tennessee


Wallace Stevens, Amerikaanse dichter uit de jaren vijftig, melancholiek. Somber over de vermeende vooruitgang. Gefascineerd door thema's als locaties, het waarnemen, lege plekken. Essay-bundel over de poëtische verbeelding verscheen onder de titel The necessary angel, 1951. Volgens Yvette is het gedicht over the jar, een pot/kruik, bijzonder treffend: ‘Want als object temt hij als het ware de omgeving en in de laatste strofe maakt het overal zijn huis (of thuis, dat is in dit gedicht nogal vaag): dus van specifieke plek tot woonplaats overal’. Voor meer informatie over Yvette Lardinois: zie http://www.yvettelardinois.nl/

Yvette, voor jou! Het ga je goed! Dat veel kunstliefhebbers de weg naar jouw atelier mogen weten te vinden!



Uit: De Sprookjeswereld van John Bauer, Lemniscaat, 1976

Illustratie bij: Het sprookje van eland Springop en prinsesje Wollegras
Afbeelding bij begin van de tekst: Vreugdetranen Aquarel, gemengde techniek, 2009. Zo mooi en zo Zeeuws! Axels borduurwerk, verwijzend naar de Axelse beuk, met kralenwerk en pailletjes. Een hommage aan de in 2009 overleden Zeeuw Han van den Broeke. De basis tekende Yvette na het overlijden van haar levenspartner, enkele jaren later, in 2009, is er tijd voor kraaltjes, pailletjes en tranen van vreugde. De kleuren zijn oranje, alsof de zon doorbreekt, thuiskomen, in de omgeving van Oranjezon. Afbeeldingen: uit Decreet, nr. 3 Stille tranen. Uit Keramiek Vreugdetranen, Tegenwind, Eland (in zwart), Open hart
Bronvermelding: artikel Yvette Lardinois: traanvormen in objecten, schalen en tekeningen symboliseren herinnering / door Piet Augustijn, foto's van Ivo Wennekes In: Keramiek : tweemaandelijks magazine van de Nederlandse Vakgroep Keramisten, jrg. 37, nr. 1, febr. 2011 Kijktip: Caesuur heeft een digitaal boek gemaakt van de tentoonstelling van Yvette Lardinois.


http://www.caesuur.nl/index.php?page=2011 full-house kunstmachine-6---yvette-lardinois full-house-met-vreugedetranen

zaterdag 19 maart 2011

Krullebol-Steilhaar In het Vlissingen van Geert van Oorschot / Arjen Fortuin


Krullebol-Steilhaar In het Vlissingen van Geert van Oorschot is de titel van Slibreeks nummer 133, een uitgave van het Centrum voor Beeldende Kunsten (CBK) te Middelburg. Arjen Fortuin, NRC-recensent en biograaf van uitgever Geert van Oorschot (1909-1987) werd gevraagd de tekst te schrijven voor dit Zeeuwse literaire kleinood. Deze uitgave verschijnt tijdens de Boekenweek 2011 die als thema heeft: Curriculum Vitae – Geschreven portretten. Arjen Fortuin hoopt in 2012 de volledige biografie van Geert van Oorschot te voltooien. Slibreeks nummer 133: een voorafje, een amuse, een op zichzelf staand verhaal. Feit is dat Geert van Oorschot uiterst amusant en genadeloos kon schelden op het Vlissingen van zijn jeugd, feit is nu ook dat Arjen Fortuin in Krullebol-Steilhaar overtuigend laat zien dat het door Geert van Oorschot geschetste beeld van het Vlissingen van toen niet altijd overeenstemde met de werkelijkheid die veel genuanceerder was. De presentatie van Krullebol-Steilhaar vond plaats op heilige grond, in het pand Badhuisstraat 64 (de villa) waar Geert van Oorschot ook heeft gewoond. Althans, dit was te lezen in de officiële uitnodiging. Achteraf gezien was dit net niet helemaal waar, en toch bijzonder toepasselijk. Niemand anders dan Geert van Oorschot verzon zijn eigen waarheid, sterker nog: niet met feiten maar vooral met fictie verdiende hij later als uitgever zijn brood.

Een halve eeuw nadat hij op zeventienjarige leeftijd met fiets en koffertje Vlissingen verliet, schrijft Geert van Oorschot in het verhaal Een causerie dat hij de stad haatte om alle vernederingen, pesterijen en verschrikkingen die er in zijn jeugd hadden plaatsgevonden. Hij schrijft over zijn HBS-tijd waar hij vijf lange jaren spitsroeden heeft gelopen omdat ze thuis arm, koppig en trots en socialist waren. In het ogenschijnlijk hilarische verhaal Een causerie lezen we dat hij terugkeert om een lezing te geven, het verhaal eindigt evenwel ontroerend. Na de lezing ontmoet hij bij de uitgang ouders van een jonge vriend die alleen maar even goedendag wilden zeggen. ‘Hoe graag had ik even met hen gesproken en hoe graag was ik even met hen mee naar huis gegaan.’ Met haat & liefde schreef hij pas op latere leeftijd over Vlissingen, zijn bescheiden literaire oeuvre speelt zich er vrijwel geheel af. De verhalenbundel Twee vorstinnen en een vorst verscheen in 1974, Mijn tante Coleta in 1976. De verzamelbundel De Vlissingse verhalen van R.J. Peskens verscheen in 1995, deze bundel wil ik iedereen aanraden! Hij koos de naam Peskens omdat een oude anarchist uit Vlissingen zo heette, de initialen R.J. ontleende hij aan de voornamen van twee van zijn geliefde dichters: Richard Minne en Jan van Nijlen.
Biograaf Arjen Fortuin verkent drie vragen: hoe was het werkelijk in Vlissingen voor hem, wat maakte hij er eigenlijk precies mee, wat is er over van de stad die hij bewoonde en daarna vastlegde?

In januari 2011 reist Arjen per trein, wat is het ver weg, naar Vlissingen en gaat hij op zoek naar de ‘roots’ van de schrijver van Oorschot en zijn verhalen. ‘Eigenlijk moet je deze badplaats niet op een sombere winterse dag bezoeken. Als het waar is dat eskimo’s duizend woorden voor sneeuw hebben, zullen de Vlissingers wel duizend woorden voor grijs hebben.’ Station, zeedijk, De Scheldewerf, foto’s van arbeiderswijken, de Machinefabriek. Op de plaats van het geboortehuis, Paardenstraat 18, staan nieuwbouwwoningen. Op de plaats van de Slijkstraat, waar zich ooit het rijtje huizen met Slijkstraat 3 bevond, staat al maanden niets meer. Hoog opgeschoten gras, afval, een bord van een sloopbedrijf. In het beroemde verhaal De kolenboer schetst van Oorschot een onvergetelijk triest beeld van deze straat en bewoners: troepen ongewassen kinderen met rachitisbenen, krotten, stront, verval, dronkaards, smurrie, ontbinding. Daarin overdreef hij, stelt Arjen Fortuin, foto’s uit begin vorige eeuw laten geen luxehuizen zien, maar alles staat netjes overeind. We volgen de wandeling verder: de Gevangentoren, de plaats van de verdwenen Bomvrije Kazerne, de Grote Markt. Daar staat nu, net als honderd jaar geleden, een lagere school. Niet meer de Grote Marktschool of destijds officieel ‘School D’, wel de Frans Naereboutschool. Een prachtig interview uit 1983 met oud-leerling G.A. van Oorschot, leerling van 1915-1919, is te vinden op de website van de school. Klik HIER als je meer wilt weten over die tijd van lei, griffels en griffeldozen. De tijd van buitenspelen, ‘buut met de blikken bus’, knikkeren, tollen en klakkeren. Het voorrecht om de kolenkit te mogen vullen. Ook de foto’s bij dit interview geven een mooi tijdsbeeld. (kijk bij het onderwerp geschiedenis)

Wat maakte Geert van Oorschot nu precies mee, hoe was de werkelijkheid, voor zover dat te achterhalen en te beantwoorden is.
Geert van Oorschot was een buitenbeentje. Vader Levinus en moeder Jewanne waren socialisten, anarchisten en wat ‘erger’ was: ze waren niet gelovig. In het begin van hun huwelijk hadden ze in het bevolkingsregister hun religie (‘RK’ en ’NH’) laten vervangen door ‘geen’. Geert’s vader was politiek actief, met ingezonden stukken strijdbaar tegen gereformeerde lamzakken en huisjesmelkers. Maar ja, de grootvader van Geert was ook een huisjesmelker en dat zorgde thuis voor spanningen. Moeder was een felle vrouw die soms de hele bliksemse boel in mekaar wilde trappen en er vandoor wilde gaan. Een vrouw van verzet, actie. Vader wilde zijn tegenstanders van repliek dienen, een hooivork is geen argument, zegt hij. Hij wordt raadslid en is begaan met kwesties als armenzorg en volkshuisvesting. Later wordt hij wethouder (SDAP) en loco-burgemeester. Over de felheid van moeder is te lezen in Mijn tante Coleta, ze zet de raadszaal op z’n kop door zich letterlijk op haar tegenstander Laernoes te storten. Een veroordeling wegens ordeverstoring volgt: 100 gulden boete of 10 dagen zitten. Geert zat altijd tussen deze twee partijen in, wilde het met moeder eens zijn maar vond dat vader gelijk had, of andersom.
Interessant in Krulhaar-Steilhaar is de beschrijving van de periode dat Geert, als protégé van burgemeester C.A. van Woelderen, samen met nog zo’n twintig arme kinderen, de zomers mag doorbrengen op Kasteel Westhove. Hij viel op, was afwijkend, ijverig en voorkomend. Dankzij de socialistische toneelvereniging had hij al kennis gemaakt met Multatuli en Heijermans. ‘Ik groeide op in een huis vol boeken’ zei van Oorschot in zijn dankrede toen hij in 1986 een eredoctoraat kreeg voor zijn verdiensten als uitgever. Deze boeken leerden hem hoe een schrijver zich te weer kon stellen tegen het onrecht in de wereld. Op veertienjarige leeftijd werd Geert lid van de Jeugdbond voor Onthouding. Drankgebruik kwam veel voor bij de armere, ongeschoolde Schelde-werknemers, hun kinderen zouden het ideaal van geheelonthouding in het gezin kunnen brengen, hoopte deze organisatie. De activiteiten waren te vergelijken met wat de scouting nu doet: veel buitenlucht, sport, veel jeugdkampen, veel vrienden. De wereld van Geert werd groter, zijn zelfvertrouwen ook. Hij werd een gangmaker, ad rem, humoristisch, optimistisch en zette zijn clubgenoten aan tot actie. Zelf werd hij ook actief buiten Zeeland. In het tijdschrift van de bond, De Jonge Onthouder, schreef hij onder het pseudoniem Krullebol-Steilhaar.
Actie was in het leven van Geert van Oorschot ook: verkopen. In een mooi artikel voor het tijdschrift legt hij uit hoe je dat aanpakt, iets verkopen. Colporteren, dat kunnen we allemaal. Het is soms gewoon een kwestie van aanbellen… Arjen Fortuin constateert dat Geert gelukkige tijden heeft gekend in Vlissingen, hij waande zich soms een jonge koning van deze stad, iemand die nergens bang voor hoefde zijn, zelf niet voor de politie. Zijn positie binnen de Jeugdbond voor Onthouding heeft hem mede gevormd. Grappig en veel later, in het verhaal ‘Een causerie,’ keert hij voor een lezing terug naar Vlissingen. Het honorarium dat hij vraagt is: vierentwintig flessen wijn van hoge bedaagde kwaliteit. Geen Albert Heijn wijn tegen de verlaagde prijs van f2,98 per fles.’

Geert koesterde de duinen en het strand, wilde een duinenkind zijn. In Mijn tante Coleta beschrijft hij de liefde voor zijn tante, de ‘zeedijkzigeunerin’ Coleta, slechts vier jaar ouder. De vrouw die altijd naakt de zee in ging, de vrouw met de bruine huid, het zwarte haar, de donkere klank in haar wat hese stem, haar ogen diep en geheimzinnig en lief. Door haar werd hij ingewijd in de liefde: ‘Je moet me vastpakken, zei ze, en lief voor me wezen en je moet me overal aaien. Ze ging languit in het zand liggen en vroeg met haar hese stem naast haar te komen.

Arjen Fortuin besluit zijn lezenswaardige kleine biografie met de conclusie dat de persoon Geert van Oorschot telkens twee kanten heeft, ik citeer vrij:
Een deel dat bij zijn temperamentvolle, onredelijke moeder hoort en een ander deel dat aansluit bij zijn zakelijke, verstandige vader. Zijn liefde voor de zelfgenoegzame allesweter Multatuli en de voorzichtige, twijfelende Nescio. De zelfverzekerde Krullenbol-Steilhaar en de piekerende scholier die liefst in de duinen of aan zee tot rust komt.
De grootste wens, meer nog, een zinderende ambitie van Geert van Oorschot was schrijver te worden. Hij wilde een schrijver zijn met talent voor het oproepen van verstilde schoonheid. Hij kon moeilijk accepteren dat hij hiervoor de gaven miste. In M. Vasalis/Geert van Oorschot Briefwisseling 1951-1987 is te lezen dat Vasalis hem op dit punt ook onverschrokken & rechtstreeks de waarheid zegt, zie haar brief van 22 juli 1973. Van Oorschot, een man van alles of niets, kreeg met veel personen ruzie. Vasalis hield Geert echter binnen de perken, redde zijn uitgeverij. Zijn laatste brief schreef Geert aan Vasalis, twee uur voor zijn overlijden in 1987.

Zijn grootste talent was onmiskenbaar het colporteren, met overtuigingskracht datgene verkopen waarin hij echt geloofde. Vanaf 1945 bouwde hij, als onafhankelijk uitgever, een imposant literair fonds op, dit is uiteindelijk zijn bestemming geweest. Over zijn vasthoudendheid als verkoper van zijn boeken bij de boekhandelaren doen vele anekdotes de ronde.
We kunnen uitzien naar 2012, het jaar waarin de volledige biografie zal verschijnen.

Wat zou Geert van Oorschot, wat zou zijn moeder, wat zou zijn vader als wethouder, gedacht hebben over de situatie in Vlissingen nu? Neem het stadsbeeld. Arjen Fortuin zegt dat heel mooi: ‘Sloop en Vlissingen houden elkaar in een innige omhelzing’. Deze week is in de Provinciale Zeeuwse Courant (PZC, 18 maart) te lezen: ‘Tegen de beloftes in blijft er niets over van de karakteristieke sociale volkshuisvesting in de Bonedijke. Ook het zuidelijk deel van de Vlissingse wijk, dat zou worden gerenoveerd, gaat tegen de vlakte.’
Welke mening zouden zij hebben over de Vlissingse bibliotheek-perikelen? Kort voor zijn dood schonk Geert van Oorschot de openbare bibliotheek van zijn geboortestad 850 exemplaren van zijn privéboekenbezit. Hij had iets met de bibliotheek, zijn moeder had ook iets met boeken... Wanneer Geert na zijn eindexamen de geleende, merendeel uit de rug hangende boeken op school wil inleveren wordt zij furieus en scheurt alle boeken aan flarden: ‘Niks terugbrengen’… ‘moet zo meteen weer een ander kind zijn lessen leren uit die vieze arremoeiige troep, zei ze.
Momenteel zijn er plannen om de centrale vestiging aan het Spui te sluiten en te investeren in vestigingen in buurthuizen en zorgcentra. Ook verbetering van schoolmediatheken behoort tot het nieuwe, op de toekomst gerichte, beleid. Een uitdagende en ‘stekelige’ kwestie voor de huidige wethouder van Vlissingen, Rob van Dooren. Protesten, ingezonden stukken, kortom volop deining in de badplaats. Niet de boeken worden afgeschreven, het bolwerk verdwijnt: een huis van kennis, een centrale plaats van ontmoeting. Het ijkpunt wankelt. Ik zie de discussie aan tafel bij de van Oorschotten helemaal voor me. De één zegt: ‘Zie je nou wel, wat een miezerige grijze klote-stad, wat een onrechtvaardige toekomst, ik word in mijn ziel geraakt, kom op, we gaan actie voeren!’. De ander zegt: ‘Rustig aan, luister eerst eens naar alle argumenten en dien je vermeende tegenstander daarna van repliek, stuur een mailtje naar de bieb of naar de krant!’ De derde zal zeggen: ‘Colporteren die handel, het is een goed idee, dat gaan we huis-aan-huis verkopen, gewoon aanbellen! Want, eindelijk, het werd tijd ook, kunnen er dan in elke wijk, voor rijk en arm, boeken te leen zijn. Kinderen kunnen dan al heel jong leren dat ze mogen dromen, ook over een Vlissingen in de toekomst. Digitale informatie en boeken voor kinderen met allerlei kleuren, voor kinderen met lang haar en kort haar, met Krulhaar en Steilhaar!’

Tip: wees er heel snel bij wanneer je dit prachtige boekje wilt kopen, de oplage is klein, slechts 500 exemplaren, zo uitverkocht! Bestellen kan via de site van CBK Zeeland.

Leestip: 'Nooit is er een kind zo in het paradijs geweest' schrijft Geert van Oorschot in oktober 1986 aan M. Vasalis. Hij vertelt in deze brief over de vioollessen die hij vanaf zijn negende jaar volgde bij de roemruchte Onno Borgman. Mooi verhaal! Zie de Briefwisseling 1951-1987, p.224-227.

vrijdag 11 maart 2011

Ga het zien! Voorstelling 'De Rietdekker' van Zeelandia


'Mijn vader was mijn vader
Mijn vader was mijn vriend
Mijn vader was mijn kind'

Wanneer de oude rietdekker op 24 december 1997 is overleden wordt hij niet alleen herdacht met het eerste couplet van het gedicht Het ruisen van het ranke riet van Guido Gezelle maar ook door de liefdevolle woorden van zijn zoon. Een toespraak houden, dat valt nog niet mee, verzucht deze zoon. Zijn kernwoorden zijn helder: 'Mijn vader was mijn vader. Mijn vader was mijn vriend. Mijn vader was mijn kind'. Negen jaar later heeft deze zoon, Rinus Spruit (1946), door het schrijven van een familiegeschiedenis, een eervol en blijvend monument voor zijn vader opgericht. In 2008 verscheen het verhaal met de titel Zwieg Stille ter gelegenheid van de Week van het Zeeuwse Boek. In 2009 bracht Uitgeverij Cossee dit zelfde verhaal uit onder de titel De Rietdekker. Rinus Spruit vertelt in den lande regelmatig over dit verhaal en over het bijzondere ambacht van de rietdekker, in maart 2010 deed ik verslag van zijn lezing in de Zeeuwse Bibliotheek in Middelburg.
Theaterproductiehuis Zeelandia brengt De Rietdekker vanaf 10 maart 2011 als toneelstuk, of beter: theatermonoloog, op de planken, er zijn tot 16 april ongeveer twintig voorstellingen in Zeeland gepland. Een Vlaamse cast: het script is geschreven door Alex Mallems, de regie is in handen van de regisseur Stefan Perceval. Alle ogen zijn gericht op Bram Kwekkeboom, de uit Zeeland afkomstige acteur die de theatermonoloog gaat spelen. Vorig jaar maakte hij grote indruk met zijn acteerprestaties in Vlammenstad, een mooie voorstelling waar ik met huiver & lovertjes aan terugdenk. De huiver heb ik toen na afloop met een borrel geblust, de herinnering aan de acteerprestatie blijft schitteren.
De periode voor de voorstelling zijn mijn ogen gericht op de auteur Rinus Spruit, af en toe spreken we elkaar. Vanaf het moment dat Zeelandia middels een overeenkomst de rechten kocht van Uitgeverij Cossee heeft Rinus Spruit zijn familieverhaal uit handen gegeven. Wel met de verzekering van Alex Mallems dat het een integere, respectvolle en liefdevolle productie zal worden. Het is voor Rinus een grote eer dat er een voorstelling komt. Als fervente bewonderaar van Willem Elsschot heeft hij bij voorbaat al alle vertrouwen in de gedrevenheid van de Vlamingen. Hij hoopt dat het publiek van de voorstelling zal genieten. Natuurlijk wordt de tekst gecomprimeerd en bewerkt: De Rietdekker voorlezen vergt twee uur en drie kwartier, de toneelmonoloog duurt maar een uurtje.
De foto van de flyer van de voorstelling was voor mij persoonlijk even wennen. Na het zien van een prachtige zwart-wit foto van zijn vader op de leeftijd van ongeveer 65 jaar, een foto die Zeelandia als basis heeft gebruikt, begrijp ik dat Bram Kwekkeboom de gelaatsuitdrukking van de vader overneemt en zo zijn rol als acteur voor het voetlicht of, zeg maar, in de openbaarheid brengt. ‘Hij kijkt wat zorgelijk, zo kon mijn vader ook kijken’, vertelt Rinus mij. Het is ook plezierig om te weten dat Bram Kwekkeboom het Zeeuwse dialect kent en dit goed kan neerzetten. De Rietdekker bevat ongeveer dertig zinnen in het ‘Zeeuws’ van Zuid-Beveland.
Een ontmoeting tussen Bram Kwekkeboom en Rinus Spruit bleef uit, stond niet in het script. Omroep Zeeland besteedde op 4 februari aandacht aan de repetities voor De Rietdekker. Door het filmpje keer op keer te bekijken kon Rinus kennismaken met de stem die Bram Kwekkeboom aan het verhaal zou gaan geven, een stem die zowel de rol van zoon, vader en grootvader zou gaan vertolken en ook de grootmoeder af en toe aan het woord zou laten.
Voor Rinus werd het steeds spannender; hoe zal Zeelandia zijn verhaal op het toneel gaan neerzetten. Een vooruitblik in de PZC van 24 februari stemde mij somber, ‘Ik è d’r niks an ‘ehad’. De regionale toneelrecensent speelt een aparte rol door zichzelf als halfgod op het podium te schrijven. Hij heeft De Rietdekker niet eens in bezit, niet eens gelezen maar al wel besteld. Och, erme, het boek is in de boekwinkel gewoon te koop! In de Faam (02-03) volgt een artikeltje met de kop ‘Toneelstuk De Rietdekker moet verbeelding aanwakkeren.’ De journalist maakt een grote vergissing, het was niet de moeder van Rinus Spruit die vaak ziek op bed lag, het was zijn grootmoeder. De moeder van Rinus mankeerde niets bijzonders, zij overleed in 2008. Natuurlijk sluipen er foutjes in de berichtgeving, de structuur of complexiteit van het verhaal De Rietdekker is daar ook een beetje debet aan. Voor de familie van Rinus Spruit kan onjuiste berichtgeving helaas echter minder plezant zijn… Rinus voelt zich daar verantwoordelijk voor, zijn broers en zussen lezen de kranten immers ook!
Het meest interessant zal zijn hoe de rol van de vader van Rinus vertolkt gaat worden. Wanneer een regisseur een warm en liefdevol portret in het vooruitzicht stelt, wat mag de schrijver dan verwachten? Hoe anders mag een regisseur het toch invullen?
Minder dan één week voor de première vindt de eerste onverwachte ontmoeting tussen auteur en acteur plaats bij de opnames van Drvkkery TV op 4 maart. Een filmpje van deze talkshow, waarin Rebecca van Wittene een gesprek voert met Bram Kwekkeboom, is te zien op Youtube. Het is voor Bram, wiens eigen vader overleed toen hij zes jaar oud was, niet alleen een grote uitdaging om de verhouding vader-zoon neer te zetten, maar ook confronterend. Hij geeft aan dat het op toneel heerlijk kan zijn om lekker lelijk te spelen. Niet negatief bedoeld, wel gewoon zoals de mens is: basic, aards. Op het publiek spelen hoort er nu eenmaal bij. Terwijl het verhaal van De Rietdekker beschrijvend is wil Bram actualiteit toevoegen. Op het toneel gelden andere wetten, hij gaat aan de slag met het verhaal 20.000 mijlen onder zee van Jules Verne. Dromen over de wijdsheid van de zee terwijl de vader van Rinus opgesloten zat in een gezin met een zieke moeder, gevangen in een mooi maar hard bestaan. Het verhaal van Rinus met betrekking tot de grootmoeder wordt in de voorstelling grotendeels weggelaten, de aandacht gaat uit naar de essentie: de rollen van zoon/vader/grootvader.
Centraal thema in De Rietdekker is het schrikbeeld van de vader om oud en arm te eindigen, er was vroeger geen goede pensioenvoorziening. ‘Oud en erm,’ zei vader, ‘da’s een kwaad nummer.’ De vader is bezorgd om zijn zoon die vooralsnog zoekende blijft in het leven. Wat is nou een mens die niet altijd werkt?
In een interview in de PZC van 7 maart erkent regisseur Perceval dat bij het lezen van De Rietdekker niet direct zijn fantasie als theatermaker begon te stromen. Wat wel nadrukkelijk naar voren kwam, was de stroeve relatie tussen Rinus en zijn vader. 'Die baseline van een vader-zoon relatie was direct herkenbaar. Voor mij is het boek een kreet van een zoon naar de vader toe: ‘Ik kan toch iets. Dit boek schrijven.’ In hetzelfde interview herhaalt Kwekkeboom het gegeven dat hij het verhaal af en toe eens ‘lelijk’ wilde inkleuren. De toneelbewerking van Alex Mallems is gaandeweg de repetities scherper en hoekiger gemaakt, hoe dat zal uitpakken blijft spannend voor Rinus en voor mij.
De Rietdekker heb ik tweemaal gelezen. Misschien lees ik anders dan deze regisseur en acteur. De relatie vader – zoon zou ik zeker niet stroef willen noemen, eerder wederzijds bezorgd en liefdevol. De dagboekaantekeningen van de vader geven daar alle aanleiding toe: 9-07-1986: Rinus verjaart. Hij wordt veertig. Ik hoop dat de volgende jaren hem voorspoed en geluk brengen. Als hij het zelf nu maar inziet en waardeert. Wij geven de moed niet op.
17-01-1988: Rinus is een schip zonder roer. Ik zou het toch zo gaarne anders zien. Misschien mag ik het nog beleven. Wie weet.
Op de ochtend van de première sprak ik in de Zeeuwse Bibliotheek, het gebouw waar hij De Rietdekker schreef, uitvoerig met Rinus over hoe hij deze aanloop naar de voorstelling heeft ervaren. Nog steeds alle vertrouwen in de Vlamingen en in de acteur Bram Kwekkeboom. Toch een beetje bezorgd. Zelf het verhaal uit handen gegeven maar wordt hij hierna nog door zijn familie ‘op handen gedragen’ wanneer rollen anders uitpakken dan verwacht? Hij wil niemand kwetsen maar heeft de regie niet in handen. ‘Je koffie wordt koud’, zegt hij meerdere keren. Geen last meer van donkere nachtmerries over vader die van het dak valt? ‘Nee, die komen niet meer terug.’ Wilde je jezelf bewijzen voor je vader? 'Nee, die behoefte had ik helemaal niet. Ik wilde vader z'n gewerk en geploeter vereeuwigen, daarnaast wilde ik al mijn hele leven schrijver worden.' Voor de première mooie nieuwe kleding gekocht, een kleurige stropdas, dat wel.
Vrijdag 11 maart. Gisteravond in het Arsenaaltheater in Vlissingen de première van De Rietdekker meegemaakt. Onvergetelijk, wat een prachtige voorstelling! In de zaal kon je een speld horen vallen, het publiek hield de adem in, een brok in de keel. Wat een liefdevolle, respectvolle, warme voorstelling. Alle eer voor de regisseur en vooral voor Bram Kwekkeboom, zo ingehouden, zo puur en aards gespeeld, zo Zeeuws ook nog! Huiver & lovertjes, again!
Gosternokke, ’t was toch vreêd mooi, och erme, zwieg stille, zwieg stille!’ Ja, ik ben er nog stil van. Lezers, ga zelf kijken waarom dat zo is! Bram Kwekkeboom vertelt het verhaal vanuit stilte, de dramatische hoogtepunten worden ondersteund met prachtige muziekfragmenten, het Agnus Dei overweldigt het publiek, het beroemde Jesus’ Blood Never Failed Me Yet van Gavin Bryars begeleidt als een mantra, alle andere muziek is mooi. Graag zou ik de fragmenten opnieuw willen horen.

En de schrijver Rinus Spruit, hoe is het hem bekomen? Het is hem erg meegevallen, vertelde hij na afloop, hij vond het een indrukwekkende en ontroerende voorstelling, vooral ook door de werking van de muziek en het licht. Dat opoe er niet zo goed van afkwam, daar valt wel mee te leven. Wat heeft hem het meest ontroerd? Dat laatste, het overlijden. Maar ook dat zeer slechtziend worden van vader werd bijzonder indrukwekkend gespeeld door Bram Kwekkeboom. Veel, heel veel respect voor Bram Kwekkeboom.
Voor wie meer wil weten, lees de positieve recensie van onze regionale toneelrecensent! Vreêd goed! Of kijk bij Omroep Zeeland voor een verslag van de première.

Tot slot. Rinus Spruit is naast schrijver ook fotograaf. Hij vereeuwigde opoe, lezend. Citaat uit De Rietdekker, p. 67: 'Als ze niet breide las ze, meestal hardop. Aan één boek had ze genoeg want wat ze las was ze onmiddellijk weer vergeten..., we genoten van opoe...'

Rinus Spruit, misschien hebben wij aan één boek en één voorstelling genoeg, misschien ook niet. Blijf s.v.p. schrijven! En ik kom in De Wegwijzer nog een keer kijken...

Tip: Lees De Rietdekker voor je naar de voorstelling gaat. Lenen bij de bibliotheek of kopen, het boek kost € 12,90

maandag 7 maart 2011

Konijntjesbrood - een surrealistisch prentenboek van André Sollie


Een wit konijntje, de koningin wil heel erg graag een wit konijntje baren! Lentekriebels en onmogelijke verlangens? Over dit onderwerp verscheen onlangs bij Uitgeverij Querido een bijzonder prentenboek: Konijntjesbrood. Een heerlijk voorleesboek, voor kinderen vanaf ca. vier jaar, van de Vlaamse schrijver, dichter en illustrator André Sollie. Een surrealistisch kleinood over (onmogelijke) verlangens.

Een koning en een koningin zijn in blijde verwachting van een kindje. De buik van de koningin stond vol verlangen naar een konijntje:

Een wit konijntje, lief en zacht.
Tralala, met lange oren...
Ik wil dat het nog deze nacht

- vier witte pootjes! - wordt geboren.

In zijn hart en hoofd koestert de koning voor een troonopvolger echter andere dromen:

Een konijntje? Je vergist je, schat.
Een eekhoorn met een rode staart!
Dat hadden we toch afgesproken?
Ik wil dat je een eekhoorn baart.

In de toekomst wil de koning voor het koningsdiertje paddenstoelen plukken: eekhoortjesbrood! De koningin is het daar niet mee eens: Konijntjesbrood! Dát moet je plukken! Hoor je me? Konijntjesbrood! Grote eetbare paddenstoelen met bruine hoed met daar bovenop twee mooie konijnenoren!

In dit prachtige prentenboek gaat het er niet om of het een jongen of een meisje wordt, zoals we eerder zagen in het vertederende Mejuffrouw Muis krijgt muisjes van Elle van Lieshout en Marije Tolman (Lemniscaat, 2010). Het wordt een wit konijntje met grote ogen of een rode eekhoorn. Later misschien overal konijnenkeutels in het paleis of het bed onder de knabbelnoten en overal vieze modderpoten. Tussen koning en koningin wordt een strijd geleverd, gekibbeld om de eigen droom in stand te mogen houden. Je zin doordrijven of water bij de wijn doen, dit thema zal altijd met kinderen besproken kunnen worden. Kinderen zullen het grappig vinden om mee te fantaseren over het toekomstige koningskindje. Hoe het uiteindelijk afloopt verklap ik natuurlijk niet, het is voor de hand liggend, verrassend en voor jonge kinderen helemaal goed.
André Sollie schreef zelf de tekst. Deze is grappig, origineel en een beetje bizar. Maar het zijn vooral de prenten die tot de verbeelding spreken. André Sollie haalt al zijn teken- en illustratietalent uit de kast. Collages met wonderlijke beelden die soms zelfs een beetje eng en vervreemdend kunnen zijn. Tegelijkertijd zie je in bijna elke collage een associatie met een beeld van zachtheid, tederheid of romantiek. De collages zijn op verschillende niveaus te bekijken, je ontdekt steeds nieuwe details. Het resultaat is een kunstzinnig prentenboek, door Uitgeverij Querido in de prospectus van dit voorjaar zelfs gepresenteerd als een surrealistisch prentenboek. Wat betekent dit? Voor de opbouw van het kunstwerk, in dit geval de collages samen met de tekst, maakt de kunstenaar de visuele verbeelingskracht los van het verstand en de logica. Zo kunnen droombeelden en associaties uit het onderbewuste het irrationele uitdrukken. Verlangens worden niet altijd op ratio en logica gebouwd.

Multitalent André Sollie ontving de driejaarlijkse Cultuurprijs Vlaanderen (2007). Hij valt met bijna elk prentenboek in de prijzen. Samen met Ingrid Godon won hij de Gouden Griffel 2001 voor het prentenboek Wachten op matroos. Verder een Boekenpluim voor de illustraties in Dubbel Doortje. Voor de Zomerzot, zijn laatste boek, ontving hij in 2010 de Boekenpauw, een jaarlijkse Vlaamse prijs voor het best geïllustreerde kinder- of jeugdboek.

Naar verwachting komen er vast meer koningskindjes… Over hoe het later zou kunnen zijn met deze en andere kindertjes die nooit ruzie hebben heeft André Sollie al nagedacht.

Uit: Tikken tegen de maan: 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen (2010) het gedicht 'Wij'. Tekst en illustratie zijn van André Sollie

Wij

Mijn vader en mijn moeder
zijn allebei nog thuis
Ze wonen al die jaren
in één en 't zelfde huis.

En wij, dat zijn de kinderen,
wij wonen bij ze in.
wij zijn met andere woorden
een heel gewoon gezin.

We doen ook alles samen,
zijn altijd bij elkaar.
Dat vinden we, hoe heet dat,
gezellig ja. Vandaar.

En alles wordt besproken,
we praten heel wat af.
Zo hebben we nooit ruzie
en krijgen we nooit straf.

We zijn dus heel gelukkig.
Tevreden, blij; dat wel.
En blijven samen hopen
op ooit een fikse rel.

donderdag 3 maart 2011

William Verstraeten: Kerncentrales & Konijnenoren


‘White Rabbit’ van Jefferson Airplane klonk als muziek in mijn oren. Vervolgens zag ik het beeld van een prachtig frosted Engels heuvellandschap. Een betoverend mooi wit wonderland, alles met ijskristallen bedekt. Het landschap met dromende schapen en wegspringende konijntjes. Het landschap van de East Anglian Heights dat ik in december 2010 vanuit de trein mocht beleven.
Deze twee associaties kwamen onmiddellijk naar boven bij het zien van de compositiefoto van de Middelburgse kunstenaar William Verstraeten die 15 februari in de PZC (Provinciale Zeeuwse Courant) werd afgedrukt en bij mij en veel lezers een glimlach van oor tot oor te voorschijn toverde. Yes!
Uit het onderschrift bij de foto citeer ik vrij: 'William Verstraeten presenteerde op de PIME (Public Information Material Exchange) in Brussel - een internationale beurs voor communicatie en kernenergie - een gedurfd ontwerp voor de huidige en toekomstige kerncentrales te Borssele. Hij heeft zich laten inspireren door de aaibaarheid van konijnen.
Als op de koepel van kerncentrales in het Sloegebied twee grote oren worden geplaatst, krijgt het industriegebied een vriendelijker gezicht. Het zou zelfs een toeristische trekpleister kunnen worden. Acht jaar geleden liet Verstraeten de
bunker van de COVRA (Centrale Organisatie voor Radioactief Afval) in Vlissingen-Oost oranje schilderen en voorzag deze van een natuurkundige formule: de bekende formule van Einstein: E=mc². Dat ontwerp werd drie jaar geleden op de PIME onderscheiden'.

In het begeleidende artikel 'Een kerncentrale om te aaien', geeft Ernst Jan Roozendaal niet alleen een toelichting maar ook een belangrijke link naar een brochure over het ontwerp van William Verstraeten. Een brochure met prachtig beeldmateriaal!
Het is geen grap’ zegt William, hij wil juist een lach op ieders gezicht toveren. Maar dat niet alleen… Omroep Zeeland besteedde aandacht (15-02) aan dit verrassende project, de kunstenaar wordt zelfs gevolgd door de documentairemaakster Margot Schotel die vorig jaar bij Film by the Sea grote indruk maakte met de documentaire ‘Schelde – Vergeten Trots’. Margot gaat William nu volgen, zegt ze, om te kijken of hij de konijnenoren ook daadwerkelijk in Borssele geplaatst weet te krijgen. Zij wil de kunstenaar volgen in zijn individuele strijd om het concept te bewaken, hoe ongewis de uitkomst in de toekomst kan zijn. Ook wil zij het publiek kennis laten maken met William, hoe hij werkt, hoe hij denkt. 'Een eigengereide man, een kunstenaar die geen vrijblijvende kunst maakt, interessant is vanwege de originele en controversiële visie op kunst'.

Of de konijnenoren er komen is een kwestie van toekomst & tijd. Volgens technische specialisten van het prestigieuze ARUP blijkt het mogelijk dit concept te realiseren. Het zou bij Borssele kunnen maar ergens anders kan ook, er zijn wereldwijd veel geschikte locaties denkbaar. Zelf zie ik het Engelse heuvellandschap steeds voor me.
De centrale kern van het concept is the power of the image. Enerzijds is er het beeld van de kerncentrale, van datgene wat in de bol zit en door veel mensen wordt geassocieerd met gevaar en angst, zelfs kwaadheid en agressie kan op de bol geprojecteerd worden. Anderzijds wordt dit beeld verpakt met een image van een emotie of gevoel dat door konijnenoren opgeroepen wordt. Er bestaat frictie tussen deze twee beelden: het spanningsveld tussen de aaibaarheid, de zachtheid, het ultieme kleine tedere gevoel t.o.v. een energetisch vermogen dat duizenden jaren mee kan gaan maar misschien gevaren in zich opslaat. De kunstenaar speelt met deze frictie. Toeschouwers die dit ervaren zullen glimlachen.
Vanuit het concept kan het ook anders geformuleerd worden. In de speciale brochure over het ontwerp van William Verstraeten staat een mooie toelichting van de kunstenaar zelf waarin de relatie opdrachtgever-kunstenaar, kerncentrale-kunstwerk volop aandacht krijgt.
This design consist of placing a work of art as a sublimated form of emotion over the nuclear plant. The work of art counterbalances the detached, intellectual an technical discussion about the reprocessing of energy through water heated by radioactivity.’
Een uitspraak en tegelijkertijd de titel van een poëziebundel (1976) van Harry Mulisch is dan van toepassing: '
De wijn is drinkbaar dank zij het glas'
Citaat uit de brochure: ‘a work of art ‘completes’ the building or nuclear plant, or possibly even gives the nuclear plant a memory. Or emotion. Or perhaps even a SOUL. In any case, the work of art gives the nuclear plant its own identity’. De kracht van het beeld, of zoals Gerard Reve schreef aan het einde van 'De avonden' (1947): ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven’.
Wat is de bedoeling van het concept? Volgens William Verstraeten is het in de eerste plaats, objectief gezien, bedoeld als een autonoom kunstwerk. In de tweede plaats kunnen allerlei andere lagen op allerlei niveaus gecommuniceerd worden. Het kunstwerk functioneert in een gebied waar voor- en tegenstanders van kernenergie al decennialang dezelfde motieven en standpunten aandragen. Momenteel is het gewicht van voors en tegens in de schaal bijna in balans. Bij het zien van de konijnenoren zullen zelfs de grootste tegenstanders even moeten glimlachen en wellicht moeten toegeven dat kerncentrales er zo wel innemend en sympathiek uitzien. De voorstanders die de centrales ook kunnen zien als een subliem voorbeeld van het menselijk kunnen, zullen geboeid worden door het beeld en denken: laat die konijnen zich maar vermenigvuldigen! Het zou volgens Verstraeten mooi zijn wanneer kunst kan bijdragen aan een meer universeel denken over de aarde en wat de mens met deze aardbol wil.
Eerder al deed William Verstraeten een voorstel voor een bezoekerscentrum in de vorm van een koepel. Een koepel van acht meter hoog waarbinnen een moderne Zeeuwse variant op het klassieke panorama te zien is. De vloer in of onder deze koepel is een spiegel met een diameter van zestien meter, je kunt er over lopen. De vloer spiegelt het Zeeuws panorama, Vlissingen-Oost verschijnt als een vallei omgeven door hoge bergen. ‘Through the looking-glass’ maar dan helemaal anders. En op grote hoogte een ‘whispering gallery’ en ‘echo chamber’.
Het is moedig van de kunstenaar om dit concept te presenteren. Konijnenoren: een landmark dat in Zeeland misschien wel honderd jaar het silhouet gaat bepalen. Ook een mogelijk begin voor industrieel toerisme in Zeeland. De eenvoud van het beeld maakt dat iedereen de eigen fantasie er op los kan laten.

Nog steeds zit ik te glimlachen van oor tot oor. In de speciale brochure staan twee voorstellen.
Ten eerste: vraag het IEA (Internationaal Energie Agentschap) een lijst samen te stellen, zoals de WMO (Wereld Meteorologische Organisatie) ook hanteert. Alle nucleaire krachtcentrales ter wereld kunnen dan een jongens- of meisjesnaam krijgen. Ten tweede: laten we beginnen met de huidige kerncentrale in Borssele een naam te geven. Het zal een meisjesnaam zijn die begint met de letter A, als voorbeeld wordt Adriana genoemd. Big smile! William Verstraeten noemt Adriana als naam om maar eens mee te beginnen! Toevallig is dat mijn eerste doopnaam. Dus, wanneer de konijnenoren ooit te water worden gelaten, zou ik de doop wel heel graag willen meemaken!
Konijnenoren. White Rabbits. Ik zie een Engels heuvellandschap voor me, een wonderland met frosted gras, konijnenholen, bomen, velden, een blauwe lucht, het Witte Konijn, Alice en een waterpijp rokende rups op een paddenstoel. Maar ik ben soms ook wel een beetje bang dat het schaakspel wordt verloren, dat het fout kan gaan. Zo’n gevaarlijk grote paddenstoel, alles finally finished and forever frosted. When logic and proportion have fallen sloppy dead. Laat er in dat nieuwe wonderland dan aaibare muziek te horen zijn. Jefferson Airplane. ''White Rabbit".
White Rabbit
------Jefferson Airplane

One pill makes you larger
And one pill makes you small
And the ones that mother gives you
Don't do anything at all
Go ask Alice
When she's ten feet tall
And if you go chasing rabbits
And you know you're going to fall
Tell 'em a hookah smoking caterpillar
Has given you the call
Call Alice
When she was just small

When men on the chessboard
Get up and tell you where to go
And you've just had some kind of mushroom
And your mind is moving slow
Go ask Alice
I think she'll know

When logic and proportion
Have fallen sloppy dead
And the White Knight is talking backwards
And the Red Queen's "off with her head!"
Remember what the dormouse said;
"KEEP YOUR HEAD"

written by Grace Slick, album Surrealistic Pillow, Jefferson Airplane, 1967

Cor de Jonge, PZC 19 februari 2011
Foto's: William Verstraeten.
Afbeelding omslag brochure: STUDIO PLEK, 2011