zondag 27 februari 2011

Vasalis: liefst verliefd. Vier liefdesgedichten.


'Ze was het liefst verliefd, Vasalis, en dat lijkt haar ook lange tijd een vrijwel noodzakelijke toestand om te kunnen schrijven, te kunnen leven zelfs.’ Zo begint Marjoleine de Vos haar bijzonder positieve recensie in de NRC (25-02-2011) van M. Vasalis Een biografie. De auteur Maaike Meijer slaagt erin de lezer het gevoel te geven alsof je iemand persoonlijk leert kennen, deze sensatie werd eerder al door de gedichten van Vasalis opgeroepen. Vaak wordt Vasalis als intelligent, hartelijk, ernstig en mysterieus beschreven. Nu, in deze blogtekst, aandacht voor een verliefde Vasalis en vier liefdesgedichten. Verliefdheid als bron?
In de omvangrijke biografie besteedt Maaike Meijer veel aandacht aan de bronnen waaruit Vasalis’ dichterschap voortkwam. Het raadsel van het ontstaan van de creativiteit, en later, het waarom van het verdwijnen van deze creativiteit. Vasalis schreef in wezen mystieke poëzie maar dan een mystiek zonder religie of metafysica. Vasalis werd vaak overweldigd door de beleving van de natuur, de tijd, het mens-zijn. Ook haar vader had dezelfde ervaringen. Overgevoelig voor alles wat ze zag en hoorde, een bijna pijnlijk levende ziel. Over deze gevoelens schreef zij met een precisie die deze gevoelens weer algemeen geldig maakte en voor velen herkenbaar. Verliefd zijn zoals in de puberteit, op iemand of op het leven zelf, stelt menigeen, ook Vasalis, in staat alles als ‘nieuw’ te zien zoals een kind dat kan, zoals zij zelf dat als kind kon.
In het hoofdstuk ‘De droomgeliefde’ (p. 872-886) lezen we meer over het belang van verliefdheid als creatieve bron. Vasalis denkt erover hoe treurig het is als de jeugdige heftigheid m.b.t. liefde, angst en romantiek verdwijnt. Citaat uit haar dagboek (2 november 1996):
‘hoe kaal en voor sommigen onmogelijk het leven is […] als ze in het ‘gewone leven’ terugkomen. Als de wegen van binnen naar buiten geasfalteerd worden, de bomen en graslanden wèg, mét de vogels en dieren, met een kunstverlichting die de schemering en de nacht verkavelt en het binnenste natuur-gebied, hét gebied waar te leven en te scheppen valt, krimpt tot een herinnering waar men met een glimlach op zijn meest, met heimwee soms, met afwijzing zelfs aan terugdenkt’. Het vermogen om verliefd te worden heeft Vasalis tot diep in de jaren vijftig volgehouden door te blijven werken aan 'De kleine zeemeermin'. Wanneer het moment komt dat de intensiteit vermindert, verlies zij ook haar scheppingsdrang.
Dichten is libido bij Vasalis. Op hoge leeftijd droomt ze weer van ontmoetingen met mannen. ‘Er is onmiddellijk, onmiskenbare liefde tussen ons […], vannacht ontmoette ik hem in een bloemenwinkel, die tegelijk een laboratorium was’ (p. 873). De denkbeeldige geliefde? Over deze dromen en het weervinden van geliefden verkent Maaike Meijer allerlei theorieën, van de Orpheus en Eurydice-mythe tot en met de invloed van Jung. Slauerhoff zei ooit: ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen'. Vasalis kan alleen in haar gedichten het onzegbare zeggen (p. 809).
Het mysterieuze gedicht ‘Uittocht’ (zie vorige blogtekst) eindigt met de regel: ‘Kom! Lopende op blote voeten…' Deze slotregel doet denken aan een brief van Vasalis aan Ida Gerhardt waarin ze schrijft dat men het gebied van de poëzie alleen met blote voeten kan betreden (p. 802). Wanneer Vasalis al op hoge leeftijd is geven dromen over geliefden een schitterend beeld van herstel van een creatieve kracht, middels de omhelzing wordt zij weer herenigd met haar bron. Mooi is het zeer korte gedicht ‘Ouderdom’, waarin het beeld is te vinden van een hervonden jongheid wanneer Vasalis het sterven vergelijkt met het uitvliegen van een jonge vogel.

OUDERDOM

Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van ’t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel.

Het gedicht 'Ouderdom' is te vinden in ‘De oude kustlijn’. Deze bundel opent echter met drie liefdesgedichten die Vasalis nog voor haar huwelijk schreef. Liefdesgedichten die zowel erotisch als poëtisch zijn: het verwoorden van precies het moment van spanning wanneer er ‘losgemaakt’ of ‘uitgepakt’ of ‘omgewoeld’ mag worden, de spanning van de breekbaarheid of, daaraan voorafgaand, het besef, het weten ‘dat jij er bent’. Dat er iets onvermijdelijks gaat gebeuren.
Dichten is libido. Het lukt Maaike Meijer in deze biografie in ieder geval om de lezers weer verliefd te laten worden, verliefd op wat de gedichten van Vasalis uitpakken, losmaken en omwoelen. Dit belooft een mooi voorjaar te worden...

Uit 'De oude kustlijn' (2002) drie vroege gedichten, de eerste regel is tevens de titel van het gedicht.

De wind is het al begonnen
je profiel te slijpen, je haar te fronsen
je ogen donker aan te blazen
de wind is het al begonnen
het papier om mij los te maken
mij uit te pakken, om te woelen.
Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaande
in ons, aan de kant van het water staande
als stemvorken staan onze hoge benen
en zoemen op de zoemende grond,
het is te horen als we even
stilstaan, luistrend, mond op mond.

Als je me kust, je hand om mijn keel
als werd ik een glas met een levende steel
komt er voorbij de tederheid even
een ogenblik dat ik mijn hele leven
met vreugde bedreigd voel, zó of een reus
na ’t drinken, over zijn schouders heen
het glas zal verplettren, tegen de grond
opdat er geen ander meer ooit
uit zal drinken, geen een.

Zie mij maar niet mismoedig aan
met je gedempte blauwe blik
laat mij nog even los bestaan
en laat me aadmen als ik stik
van ’t vreemde niet alleen te zijn.
Van nooit meer dood te mogen wezen.
Je mag mijn worsteling niet vrezen
en niet bedroefd zijn om mijn pijn.
ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.

Uit: 'Vergezichten en gezichten' (1954):

AAN HET VERRE LIEF

Ik denk aan ledematen in de ochtendstond,
fris als tulpenstelen, rond
en stroef.
Ach lief.
En aan het ondergronds geluk
dat door de aders van de ziel
stroomt en in plotseling gelach
opspringt, hoog als de eerste dag.
Denk aan de aandacht en de rust
als bij 't bestijgen van een berg.
Daarboven sneeuw, brandend van wit.
Zo zou het zijn: langzaam, aandachtig,
ingespannen, stijgende, tot het wit-gloeiend eind,
dat heilig is, eenzaam en wijd.
Foto: Anke Nijsse
Ansichtkaart boven: voor Maaike Meijer, voor alle Vasalis-lezers, voor een kasteelheer, voor de lezers van mijn blog, van de bloemenman.
Leestip: Verzamelde gedichten / M. Vasalis

woensdag 23 februari 2011

Maaike Meijer in Middelburg : over M. Vasalis Een biografie


'De dichter is thuis, U [...] kunt hem daar bezoeken, langs de touwladder van zijn woorden', zei Vasalis aan het slot van haar toespraak bij de ontvangst van de P.C. Hooftprijs in december 1983, daarmee te kennen gevend dat zij uitsluitend via haar gedichten gekend wilde worden. Vasalis schuwde de publiciteit, gaf nooit interviews, wantrouwde de media en waakte over de bescherming van haar foto’s en haar privéleven en dat van haar talrijke vrienden en patiënten. Maaike Meijer beklom gelukkig een andere touwladder, kreeg toegang tot het familiearchief en heeft deze unieke dichteres met meer dan 1000 treedjes omhoog, een ereplaats gegeven in de Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Dinsdag 22 februari vertelde Maaike Meijer over haar biografie van Vasalis (1909-1998). Een absolute primeur voor de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland (SLAZ), officiële presentaties van de biografie vinden plaats op 27 februari in Maastricht en op 28 februari in de Rode Hoed te Amsterdam.
Over deze SLAZ-avond valt veel te vertellen, met een kort verslag doe ik Maaike Meijer tekort, de biografie bevat meer dan 1000 bladzijden. Eerst een introductie van deze monumentale biografie, vervolgens een verslagje van hetgeen Maaike Meijer (hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht) ons vertelde.
In ‘M. Vasalis. Een biografie’ beschrijft Meijer een uniek vrouwenleven in de twintigste eeuw, het leven van één van de best gelezen dichters van ons land. Margaretha Drooglever Fortuin-Leenmans groeide op in Den Haag, volgde een medicijnenstudie in Leiden, was (kinder-)psychiater, had een gezin. Ze onderhield vele intense vriendschappen en correspondeerde met kunstenaars, uitgevers, schrijvers en dichters. In 1940 verscheen haar eerste dichtbundel Parken en woestijnen, in 1947 gevolgd door De vogel Phoenix, opgedragen aan haar jong gestorven zoon Dicky. Weer zeven jaar later, in 1954, verscheen Vergezichten en gezichten. Daarna publiceerde Vasalis nog enkele gedichten in het tijdschrift Tirade maar een nieuwe dichtbundel bleef uit. Zij ontving in 1974 de Constantijn Huygensprijs en in 1982 de P.C. Hooftprijs, beide voor haar gehele oeuvre. De voltooiing van een vierde bundel droeg zij op aan haar kinderen. Deze verscheen postuum in 2002 onder de door haarzelf gekozen titel De oude kustlijn. In de editie Verzamelde gedichten,(2006) is het oeuvre van Vasalis voor het eerst bijeengebracht.
Hoewel het dichterschap voor duizenden liefhebbers een begrip werd, worstelde Vasalis met het zoeken naar een balans tussen haar intense en drukke bestaan en de tijd en ruimte die nodig was om te kunnen schrijven. In de tweede helft van haar leven publiceerde ze vrijwel niets meer.
Maaike Meijer geeft met een grote rijkdom aan niet gepubliceerde fragmenten uit brieven, dagboeken, beschouwingen en gedichten, grotendeels ontleend aan Vasalis’ nalatenschap, gestalte aan de sprankelende persoon die Margaretha was. Zij slaagt erin de bronnen van Vasalis’ poëzie en latere zwijgzaamheid bloot te leggen, aldus de tekst op de omslag van de biografie.
SLAZ-avond in Middelburg, dinsdag 22 februari 2011. Gedurende anderhalf uur vertelt Maaike Meijer over de totstandkoming van de biografie. Een impressie:
In een van de eerste recensies, in Trouw, constateert Jaap Goedegebuure dat Maaike Meijer betrokken maar ook met de nodige afstand te werk is gegaan. ' In de biografie is veel aandacht geschonken aan het creatieve proces van de dichteres. Maaike Meijer, die al een kwart eeuw geleden aandacht vroeg voor de mystieke kant van Vasalis' werk, is beslist de ideale biografe'. Was Vasalis echter ‘een fenomeen’, zoals Kees Fens haar in 2002 portretteerde? (zie p. 827-828):
“De bron der wijsheid heeft ooit bestaan. Daar zat ik bij. Ik gebruik ‘wijsheid’ met opzet. Dit was het allermooiste aan haar conversatie: zij sprak voortdurend, haast argeloos, bijna aforistisch geformuleerde wijsheden uit. Fraaier en indrukwekkender heb ik ze zelden gehoord. Alle verhalen die ik had gelezen over de welsprekendheid van de gastvrouwen in de Franse salons, werden hier even, aan een Tilburgse tafel, werkelijkheid. Het was on-Nederlands, juist door de afwezigheid van elke nadrukkelijkheid.”
Het tot nu toe ‘aangenomen’ beeld van Vasalis wordt in de biografie genuanceerd. Zij was niet de kluizenares, de o, zo serieuze vrouw, de halve heilige. Het beeld van de bron der wijsheid houdt wel stand. Ze had een rijk, mooi, interessant, vol leven. Ze was een waanzinnig leuke vrouw, ontzettend humoristisch. Vooral voor haar 45ste jaar was de Haagse humor volop aanwezig, een humor die zij deelde met Reve, hij riep die gekke humor zelfs in haar op. Later in haar leven krijgt zij last van melancholie en wordt de manier waarop ze daar mee omgaat interessant.
Maaike Meijer besteedt relatief weinig aandacht aan de voorouders of de stamboom van Vasalis. Familieverhalen worden pas relevant wanneer Vasalis er zelf over schrijft, ze reikt ons het levensverhaal van haar ouders zelf aan. Wanneer ze vijfenzeventig is begint ze plechtig een nieuw schrift onder de titel ‘Aantekeningen vader en moeder en jeugd + journaal interrompu’, uit heimwee naar vroeger verdiept zij zich in de brieven en foto’s van haar ouders en brengt haar liefde voor haar ouders en de nostalgie naar die tijd onder woorden. De tijd van de leuke familieverhalen met schelmenstreken want met een karaktervolle vader en leuke moeder viel veel te beleven. Deze ouders schoven de religieuze erfenis van zich af, haar moeder hielp Frederik van Eeden zelfs bij de oprichting van Walden. Haar vader leed echter aan perfectionisme, wist het altijd beter, maar maakte, gehinderd door een writer's block, publicaties toch niet af. Het latere zwijgen van Vasalis zou hiermee te maken kunnen hebben. Het krijgen van de P.C. Hooftprijs slaat haar volledig uit het lood, ze weet niet wat ze daar mee aan moet, was net zo prima bezig met proza. En eigenlijk zit ze in haar maag met haar eigen werk, wil alles opnieuw scheppen. Niet voor niets is de Phoenix haar muze: de fabelachtige vogel met schitterende gekleurde veren, die, na 50 jaar geleefd te hebben, zich liet verbranden op een, door de zon ontstoken, brandstapel van welriekend hout, maar uit de as verjongd herrees.
Toen ze jong was, was de misthoorn haar muze. Gedichten komen voort uit desolate, treurige geluiden, het woordeloze gebied van ritme en muziek waar ook de kreet van de mosselventer toebehoort. De structuur van de droefheid zit in Vasalis, wellicht ook omdat haar moeder drie kinderen verloor en zijzelf, als "resuskind", het geluk had te mogen leven.
Maaike Meijer schets het schoolleven van Vasalis. In de schoolkrant schreef ze onder de initialen M.L., later, in 1936, koos ze als pseudoniem M. Vasalis. Een sekse-neutrale naam, geen onverstandige keuze bleek later, het werk van vrouwelijke dichters kreeg altijd minder aandacht. Een naam gekozen met een knipoog naar “de vazal”, onder dit pseudoniem publiceerde haar vader ook gedichten. Belangrijk in haar schrijversleven is vanaf het begin de onvoorwaardelijke steun geweest van Menno ter Braak.
Na de studie medicijnen en antropologie wilde Vasalis tropenarts worden maar haar eigen gezondheid liet dit niet toe. De fascinatie voor ‘de vreemdheid in ons zelf’ maakte dat zij zich verwant voelde met ‘de schreeuw’ van de geesteszieken, Santpoort werd haar werkterrein. Gedichten als 'De idioot in het bad' en 'De vierde wereld' getuigen van de wereld van de psychiatrie.
Vanwege haar reuma vertrok ze later naar Zuid-Afrika. In Parken en Woestijnen zien we de invloed van deze periode, bijvoorbeeld in het gedicht 'De trek'. Verhalen die zij daar hoort of meemaakt worden gedichten; terwijl proza over de gebeurtenis gaat, worden de gedichten de werkelijkheid of de gebeurtenis zelf. Belangrijk is ook de invloed van het weer. Grote bewondering oogstte zij met de novelle Onweer (lezen!), een studie van de mannelijke psyche. Deze novelle werd uitgegeven in de bundel Drie novellen als Boekenweekgeschenk en is nooit herdrukt.
Vasalis had een soort charisma, de gave om mensen te troosten en te helpen. Zij voelde zich echter tekort schieten na de zelfmoord van Menno ter Braak in mei 1940. Een briefwisseling met uitgever Geert van Oorschot getuigt van een levenslange vriendschap en werd in boekvorm uitgegeven: M. Vasalis Geert van Oorschot Briefwisseling 1951-1987

1940, 1947, 1954. Honderd gedichten in een periode van 14 jaar. Daarna viel de creativiteit weg, het is en blijft de vraag voor een biograaf waarom dit zo is. Is het omdat ze eigenlijk dokter wilde worden en geen dichter? Is het omdat ze, net als haar vader, niet gedisciplineerd genoeg was? Kwam ze nooit over de dood heen van haar kind dat in 1943 overleed? Raakte ze in de oorlog alle illusies over hoe mensen zijn kwijt? Volgens Maaike Meijer kan het zo zijn dat Vasalis gewoon alles al had gezegd, ze was klaar. Maaike onderbouwt deze aanname door het gedicht 'Herfst' en 'Uittocht' uitvoerig te bespreken. Herfst zou kunnen duiden op het te boven komen van een diepe depressie, en soort verzoening met het leven. Een gedicht met schitterende paradoxen, volgens Maaike Meijer het mooiste van alle gedichten. Wat moet je hierna dan nog toevoegen? 'Uittocht' is een zeer raadselachtig en dubbelzinnig gedicht. Een uittocht van innerlijke figuren zoals koningen en slaven. Een soort feodale wereld vertrekt, de burcht wordt leeg, de vesting van het ik wordt leeg, het lichaam blijft intact. Wordt tot een bloem, te vergelijken met een tulp. De stamper blijft over, het vruchtbeginsel kan weer worden benut. Een visioen van vernieuwing tot creativiteit, met blote voeten op weg gaan en opnieuw beginnen. Wat hierna nog te schrijven?
Op hoge leeftijd schrijft Vasalis nog enkele gedichten. Sterven zal het verlaten van het nest zijn. Beelden van jong zijn en ouderdom. Zie de gedichten 'Ouderdom' en 'Ochtend' in De oude kustlijn. In de nu verschenen biografie zijn volgens Maaike Meijer ruim tien niet eerder gepubliceerde gedichten opgenomen.

Tot slot: er kan teruggekeken worden op een gedenkwaardige en geslaagde avond met een bijzondere spreekster en biografe. Dankzij de medewerking van de dichteres Chawwa Wijnberg en de kundige leiding, namens de SLAZ, van Jan van Gilst.
Omdat het beeld van 'op blote voeten opnieuw beginnen' mij aanspreekt: een touwladder met veel meer dan 1000 treedjes te willen beklimmen, nieuwe vergezichten, vogels, woestijnen en kustlijnen zien te vinden. Gaan, lopen!
Uit Vergezichten en gezichten, 1954, het gedicht 'Uittocht'

UITTOCHT

De koningen zijn koningen gebleven.
ik heb hun tronen weggenomen;
de slaven bleven slaven,
ik nam de ketens af.
Des avonds zijn zij weggetrokken.
Zo konden zij niet in mij wonen.

Wie schrijden kon schreed,
trots en bemind tot op het laatste ogenblik;
wie strompelen moest strompelde,
dieper bemind en tot het eind toe ondersteund.
het laatste verdween, gezogen door de sluis der poorten,
een draaikolk paarden, met een zwiep der staarten,
en toen het stof was neergezegen
en ook het laatste gruis geruis,
hoorde ik alleen mijn hart nog slaan,
als zocht het kloppende hen in te halen,
maar ’t hart kon ik niet laten gaan.
In ’t duister zag ik toen de poort verdwijnen,
de hoge wallen krulden terug als blaadren
En ‘k stond alleen zoals een stamper doet.

Kom! Lopende op blote voeten…

Tot slot: Vasalis verloor haar zoontje Dicky, hoe mooi kun je dan toch nog schrijven? uit: 'Vergezichten en gezichten', 1954, het gedicht 'Thuiskomst van de kinderen'

THUISKOMST VAN DE KINDEREN

Als grote bloemen komen zij uit ’t blauwe duister.
Onder de frisheid van de avondlucht
waarmee hun haren en hun wangen
licht zijn omhangen,
zijn zij zo warm. Gevangen
door ’t sterke klemmen van hun zachte armen,
zie ik de volle schaduwloze liefde,
die op de bodem van hun diep-doorzichtige ogen leeft.
Nog onvermengd met menselijk erbarmen,
dat later komt – en redenen en grenzen heeft.

Zie ook de informatie over Vasalis op http://www.schrijversinfo.nl/

zaterdag 19 februari 2011

Poppenkinderenburgseweg

"Wie wat bewaart, heeft iets om weg te gooien” is de titel van een poëziebundel van de Zeeuwse dichter Laurens Geerse. Deze bundel verscheen in 2004 en was binnen drie dagen uitverkocht. Er staan twee gedichten in die mij bijzonder aanspreken. 'Poppenkinderenburgseweg' en 'Liefde voor de natuur'.
Poppenkinderenburgseweg: niet zomaar een weggetje met een mooie naam. Acht jaar lang gepasseerd, in mijn jeugd, met de fiets vanuit Veere naar Middelburg. Nu, de laatste acht jaar, weer bijna elke week, vanuit Middelburg naar Veere. Een naam die samensmelt met het landschap van mijn jeugd, het land met suikerbieten, mangels, tarwe, mais, bonenstro op ruiters. Heldere voorjaarsluchten, sloten met watervogeltjes, maar ook het branden van riet aan de kanten, het kappen van 'vuulte', zicht op de Dom en het Stadhuis van Veere.
Wilgenkatjes halen in het voorjaar, koffie naar het land brengen, vader met zijn pakje shag. Met volle teugen genoot hij van zijn sjekkies, uiteindelijk benam hem dit de adem, helaas & te jong. Veel vroeger nog: de tijd van de paarden Fanny en Marrie. In de herfst veel slik op de weg. Soms zo mistig dat uitzicht op alles verdween, je alleen was met jezelf en soms gewoon bang was. Vanuit Middelburg altijd langs de vliedberg en dan verder, binnendoor, naar huis. Mijn nest, beschermd door populieren. In de herfst wachtte de speculaas, de koffie of thee. Nadat ik uitgevlogen was en vanaf verre oorden naar huis belde, wist hij soms al dat ik het was, voordat ik mijn naam zelfs noemde. Ook al zijn mijn ouders er nu niet meer, bij de Poppenkinderenburgseweg kom ik ze toch weer tegen. Altijd.

Laurens Geerse (Serooskerke, 1930), groeide op als zoon van een landbouwer en als geen ander kent hij de sfeer van wintertarwe, iepen, wilgen en populieren, bloeiend gras, wilde eenden, mist, dampende paarden en eigen vergezichten. Hij oefende een scala van beroepen uit: van koewachter tot antiekhandelaar. In 1987 richtte hij de uiterst kleine uitgeverij 'De Zandloper' op. Hij publiceerde poëzie in literaire tijdschriften en in de poëziekalender van Uitgeverij Meulenhoff. Onder eigen naam of als El. Segeer. Als Simon Mesie bracht hij diverse verhalenbundels uit. Ook zijn er verschillende dichtbundels verschenen. In 2005 vertaalden studenten van de Roosevelt Academy 4 gedichten in meerdere talen, zie de publicatie Four Poems.

POPPENKINDERENBURGSEWEG

Wil toch de Poppenkinderenburgseweg vereren,
Waar eerst een donjon was en later een gehucht.
Ziet! voor u uit staat tegen witte lucht
Een blauwe reus van gave steen gestapeld; en gewapend
En uit de verte lijkend op een rots.
-Het is de trots, maar niet de domme, van Veere;
Wil toch de Poppenkinderenburgseweg vereren
.

Rank reikt de campanella als een lans,
En schitterend doet fel haar punt opblinken.
En ’s avonds, aan haar voet, hoort men Valerius klinken,
Hier zingt men daag’lijks nog en a capella.
Ga er weer heen, blijf deze weg vereren
En werp opnieuw op Veere het gezicht
-Zo licht en nutteloos als een gedicht
Waarin kapellen en libellen figureren,
Ja! Houdt uw ogen open en uw oor niet dicht
.

LIEFDE TOT DE NATUUR

De paarden naar de wei te leiden – alleen –
vervult met trots.

Een jongen, tien jaar oud, op Pinkster drie.
Een zachte lucht. Ook ruikt het lekker.
En bijna regent het. En op de weg terug
zinkt er al schemering – straks blinkt de maan.

Een aarzelend ontbloeien begint
van iets wat hij geen zin kan geven.
Maar dat – veel later pas – Liefde tot de Natuur
zal heten. – Liefde tot de Natuur!

Ja, Ja! Aan tere herinneringen
leer je schoorvoetend wennen.

Woensdag was ik er weer. Alleen. Een zachte lucht, helder maar een beetje heiig. Herinneringen aan vroeger worden minder scherp. Zo bitter weinig foto’s van vroeger, zo jammer. Ze beoefenden de landbouw, niet de fotografie. 2011: het zicht op de Dom is niet meer hetzelfde, kassen en nieuwbouw veranderden het beeld. Toch is het goed daar te zijn. Even later sta ik op de begraafplaats waar de bloemen nog zo mooi zijn. Het lijkt zelfs of ze na 26 januari gewoon doorbloeien, de hyacinten, tulpen en blauwe druifjes. Die ene anemoon, de wilgenkatjes. De serene stilte terwijl er toch wordt gesnoeid en de Mannen van Marmer uit Westkapelle hun werk doen en toedekken. Ze vertellen liefdevol over wat ze dagelijks zien, hoe verschillend de dood wordt herdacht. Nog één keer drink ik koffie in Nieuw-Sandenburgh, waar vanuit het restaurant het zicht op de Dom altijd zo mooi was.
Later in Veere bezoek ik de fotograaf op de markt. Ik geloof mijn ogen bijna niet want, in de rechter–etalage staat een schitterende, voor ons totaal onbekende foto van mijn vader. Op de kade in Veere gemaakt, begin jaren zestig, waar hij op de bok van een volle wagen met suikerbieten zit. Met daarvoor de twee paarden: Fanny en Marrie. Glunderend kijkt hij mij aan, alsof hij wist dat ik vandaag zou komen. 'Hé, meisje', hoor ik hem bijna zeggen, 'jij bent er weer en ik ben er nog, mooi zo!' Deze fotograaf ben ik oneindig dankbaar. “Wie wat bewaart, heeft iets om weg te gooien” Hij bewaart voor Veere, voor ons, voor mij. En gooit niet weg.



Zicht op het Stadhuis en de Dom van Veere, vanuit Nieuw-Sandenburgh.
Foto's: Anke Nijsse 16-02-2011
P.S. het woord campanella, Laurens Geerse heeft mij beloofd dit binnenkort uit te leggen. Wellicht bedoelt hij 'het klokje' van het stadhuis. Ook naam van koor of ensemble. Tevens 'La campanella' van List.
Fietsen? Neem eens de Popperoute : een (fiets)tocht langs alles wat Poppe heet of heette op Walcheren.
Toegift: het gedicht 'Liefde tot de natuur' is in negen talen vertaald. In Four Poems vind je de volgende mooie vertaling in het Engels:
LOVE OF NATURE
Leading the horses out into the fields - just you alone -
fills with pride.
A boy, ten years old, on Whit Tuesday.
A soft breeze in the air. A good smell as well.
And it's almost raining. And on the way home
dusk is falling - soon the moon will be glistening.
A hesitating awakening starts
of something he does not know the meaning of.
But that - only much later - will be called
Love of Nature. - Love of Nature!
Yes! Yes! oh so slowly you learn
to get used to sweet memories.
(met dank aan studenten van de Roosevelt Academy)

zaterdag 12 februari 2011

Expositie Bob Pingen: ARCAdia

“Ben weer van mening veranderd, nou vind ik die andere toch mooier!”, zei het meisje van een jaar of tien dat vrijdagmiddag door de tentoonstellingsruimte in de Zeeuwse Bibliotheek huppelde. Even daarvoor vond de opening plaats van de expositie ARCAdia, schilderijen/2010 van Bob Pingen, te zien t/m 9 april 2011.
Namens de Jan van Leeuwen Stichting verwelkomde Ton Brandenbarg de bezoekers. De Stichting, opgericht 12 april 1994, stelt zich ten doel de in de Zeeuwse Bibliotheek aanwezige tentoonstellingsruimte aan te bieden aan hedendaagse kunst van goede kwaliteit, die op de een of andere manier met Zeeland te maken heeft. Daarbij wordt gedacht aan werk van beeldende kunstenaars die in Zeeland wonen en werken, maar ook aan dat van beeldende kunstenaars die zich door Zeeland laten inspireren. Adviseurs van de Stichting zijn Henk Koch, Kees Wijker en Wim Hofman. Deze keer viel Bob Pingen de eer te beurt. Deze Vlissingse kunstenaar exposeert al vanaf 1979. In een uitgebreid artikel in het Zeeuws Tijdschrift, 1994, 'De verovering van het grote vlak. Het werk van Bob Pingen' wordt onze Zeeuwse kunstenaar geïntroduceerd en binnen de internationale kunstwereld geplaatst. In ARCAdia toont Bob Pingen nu een reeks van 15 kleine doeken als uitkomst van zijn voortdurende zoektocht naar het ultieme schilderij. Kleurlagen schuiven over elkaar en vormen samen een staalkaart van lichtschakeringen die intens en geraffineerd is samengesteld. Pure schilderkunst die zich overtuigend kan meten met wat zich in de natuur voordoet, aldus een berichtje in de PZC. In de kunstrecensie "Het hoofd vol met waarnemingen" van Nico Out in de PZC (20-01-2011) is te lezen hoe het licht een hoofdrol speelt in de werken van Pingen. 'Hij werkt met dunne kleurlagen. De kracht van zijn composities is gelegen in het spel van die over elkaar liggende lagen, subtiel schemeren ze over elkaar... Pingen benadrukt de ruimtelijkheid van de composities door af en toe langs de rand van een vorm iets van schaduw aan te brengen én door geraffineerd gebruik te maken van kleurcontrasten...'
Te midden van de kleurrijke schilderijen mocht de Zeeuwse dichter André van der Veeke de tentoonstelling van inleidende woorden voorzien. André memoreerde de tijd, zo’n dertig jaar geleden, dat hij Bob Pingen leerde kennen. “Alles of Niets” was de naam van het kunstenaarsgroepje waarvan André zelf de enige scribent was. Vooral de kennismaking met de naam Bob Pingen maakte indruk : echt een fascinerende naam voor een schilder, een sfeer van blauw, wit en groen daar omheen. De kracht die van de naam uitgaat. Binnen de groep rondom het literaire tijdschrift Ballustrada namen kunstenaars het voortouw. Gelijktijdig betrad de abstracte schilderkunst van Bob Pingen een mystiek veld, stond boven het bestaande.
Als reiziger naar alle richtingen bleef hij Bob Pingen min of meer van grote afstand volgen. In het werk van Bob waardeert hij de aangename kleurentonen, de goed te verdragen lichtheid of being there. Optimistische schilderkunst: oppervlak, diepte en lichtheid tegelijkertijd. De verwantschap van Veeke, de man van papier, met de schilder Pingen is treffend terug te vinden in de omslag van de dichtbundel 'Rotterdam vertrekt'. Niet dat Pingen deze omslag heeft gemaakt maar HIJ HAD HET KUNNEN ZIJN...
Wat waardeer ik in deze expositie? Met betrekking tot de schilderijen gaat mijn voorkeur uit naar de groene en blauwe kleurenvelden in 'Locatie (onbekend)'. Vervolgens de zachte kleuren in 'Verticaal Grijs/Grijs'. Ook de doeken met titels als 'Boogie' en 'Borderline'. Vooral deze laatste kan tot nadenken stemmen. In de conceptuele kunst verwijst de zeggingskracht van de titel samen met het beeld naar de achterliggende idee, bij 'Borderline' zie ik blauw, zwart, gevaarlijk rood en schuivende vlakken die als het ware een grote dissonantie laten zien. De beleving van Boogie is volstrekt anders, ga er maar voor staan.

André van der Veeke heeft iets met landschappen en kleuren. Grappig te zien hoe de omslag van zijn recente poëziebundel 'Blauw als ijs' verrassend bordeauxrode kleurenvelden heeft. Uit deze bundel las hij het lange titelgedicht voor maar ook, met het oog op 'Locatie (onbekend)' het korte gedicht 'Troostplek', p. 37

Locatie (onbekend), 80x100 cm

TROOSTPLEK

Modderige wei
met bandensporen

Afwezigheid wordt
hardnekkig bewaakt
Overal knopen, lussen
rollen prikkeldraad

Desolate troostplek
keert zich af van
wat glanst of gloort

Mij rest alleen de absoluut irrelevante maar toch interessante vraag: vind ik André van der Veeke een fascinerende naam voor een dichter. Jazeker, van der Veeke roept associaties op met de overkant, de grens over, Vlaanderen en Zeeuws, oude ambachten en het gewas vlas. Tijd om mij te gaan verdiepen in het ambacht en de woorden van deze dichter. Kleurtonen en woordenvelden zijn altijd prettig om waar te nemen. Dan horen jullie mij vast wel eens zeggen: “Ben weer van mening veranderd, eerst vond ik deze mooi maar nou vind ik die andere toch mooier.”

Nawoord over Arcadia:
André van der Veeke nam deel aan het project "Tekens in het land", een initiatief van de tweejaarlijkse Kunstmanifestatie 'De Muzen in Arcadia', 2005.
Poëzie gecombineerd met tekeningen van Theo Jordans geven een doordringende en fantasievolle kijk op het zuidelijk landschap rond Aardenburg.
Over kleuren gesproken, uit deze uitgave het volgende gedicht. Van en voor een kasteelheer die ergens in zijn Arcadia de vlasbloem weet of verlangt.

DE GLOED VAN VLAS

Niets is vluchtiger dan wit
dat verliest van blauw

De vloed van vlas
voordat de dag begint

Na zonsopgang ebt
het melkblauw al weg

Blijft als gloed
hangen in de lucht

Wordt opgeslagen
als verlangen.

Verticaal Grijs/Grijs, 60-40 cm

zondag 6 februari 2011

Dave Meijer: Eeneneeniseen


''Zij, die het opgeven, weten nooit hoe dicht zij bij hun doel waren.'' Het lijkt wel of de Zeeuwse schilder Dave Meijer onder dit motto werkt. Hij wil en moet schilderen, toch kan het zijn dat een doek of paneeltje pas na twee jaar zuiver is en dus af. Hij wil niet opgeven, begint opnieuw, haalt weg, voegt toe, schildert over, trekt grenzen, schuurt af en geeft ruimte. Het was mijn bedoeling om het werk van Dave Meijer iets beter te leren kennen.
Galerie van den Berge in Goes toont tot 19 februari recent werk, 22 schilderijen in totaal waarvan zes tweeluiken, onder de benaming Eeneneeniseen. We zien steeds hetzelfde op een andere manier. De werken hebben geen titels, of het zou moeten zijn, ‘hetzelfde nog een keer, maar dan een ander formaat, een andere kleur en iets anders'. Abstracte schilderijen waarvan ik, bij het zien, gewoon zo ‘zuiver’ blij kan worden omdat lyriek, schoonheid en zinnelijkheid tastbaar worden gemaakt. Alsof het leven gaat vlinderen en je even licht mag zijn.
Dave Meijer (1955), docent tekenen, geboren in Souburg, groeide op in Middelburg en woont nu in Goes waar hij ook een eigen atelier heeft. Schilder van op zichzelf staande of in serie geschilderde landschappen waarin de horizon vaak een belangrijke rol speelt. Dave is een echte twijfelaar, hij streeft altijd naar eenheid binnen een werk, het moet kloppen. Steeds weer de drang om het over te schilderen, een ultieme doorwerktheid kenmerkt zijn panelen. Ongelooflijk kritisch op wat hij maakt. Op de achterkant van de schilderijen zien we soms dat de zoektocht maanden, jaren duurde, 2008, 2009, 2010. Zijn atelier heeft zelfs een wand waar het werk ‘groeit’ en wacht op het moment dat het schilderij uit het atelier weg mag. De perfectie, de zuiverheid is dan pas gevonden. 'Ja, hij is wel eens moe', zei hij onlangs in een interview voor Omroep Zeeland.
In 2011 zien we in Goes solo’s en enkele ensembles of tweeluiken. Eerder kregen we kleine en grote series van 9 tot 450 schilderijen te zien die als een gedicht aan de muur van de tentoonstellingsruimte hangen. Schilderijen vormen een serie wanneer ze inhoudelijke verwantschap tonen door de keuze van de beeldelementen, het kleurgebruik, de gebruikte techniek, hetzelfde formaat hebben. Hetzelfde maar elke keer anders. Maar vooral: wanneer ze door de maker als serie gepresenteerd worden. Het werken met series schept ook lucht, ruimte en rust. Het ware schilderij mag dan even wachten, de schilder kan de perfectie van allerlei kanten verkennen.
In de mooie uitgave Dave Meijer : Landschappen rondom n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in 2007 in Museum Belvédère zien we een afbeelding van de serie: Ergens onder een dak onder de blauwe lucht 5, 24 paneeltjes, zo mooi om naar te kijken. Maar ook een afbeelding van de serie van 121 paneeltjes: Ergens en overal, 2006. In de Kabinetten van De Vleeshal in Middelburg maakten we in 2009 kennis met het werk De Einder. En dan de hoek om. Alleen al het zien van de ansichtkaart van dit werk maakt mij blij. Hoogtepunt in de series blijft echter uit 2002 "Nulpunt", in totaal 450 werken van 18x25 cm die voor de schilder een archief, een ijkpunt, een culminatiepunt maar ook een nulpunt zijn. De publicatie over deze serie is ook al mooi en bijzonder.
De horizon, de einder. Met de voeten in de Zeeuwse klei schildert hij met acryl en/of olieverf, vanuit de pols, in essentie landschappelijk beelden die, opmerkelijk, vooral ook in Friesland gewaardeerd worden. Een citaat van Jan Mankes: ‘We hebben nu al zo lang geslootkant en geknotwilgd dat er wel iemand met een heel bijzondere kijk op die dingen moet komen wil het belangrijk worden’, verbindt deze kunstenaars. Schilderen vanuit het kijken, zonder politieke of maatschappelijke relevatie, voortdurend op zoek naar het ene ware schilderij. Experimenten hoe ruimtelijkheid vormgegeven kan worden verwijzen naar de architectuur van een open landschap met een verdwijnende einder, een vloedlijn, een dijk. Daar waar vlakken, lijnen, vormen en kleuren elkaar ontmoeten. Het is mooi om te zien hoe Dave Meijer ook op de zijkanten van de paneeltjes doorschildert, het ruimtelijk effect wordt zo weer versterkt. Soms maakt Meijer het ruimtelijk nog sterker door het materiaal van de ondergrond te laten verschuiven.
Wanneer je in Goes de tijd neemt zou je verrast kunnen worden door het kleurgebruik dat vaak licht en helder van toets is. Veel tinten blauw, rood, rose en geel, soms groen, een ondergrond van gebroken wit. Zwart is niet altijd zwart, er schemert gelukkig blauw doorheen. Het is genieten van de composities die met een buitengewoon gevoel voor verhoudingen zijn gemaakt. De tentoonstelling zelf is ook zorgvuldig gecomponeerd door de gedreven galeriehouders. Het mogen luisteren naar Tom van den Berge, die al bijna twintig jaar samenwerkt met Dave, was een verrijkende ervaring. Niet dat ik alles heb begrepen hoor, welnee, misschien maar een heel klein vlakje binnen de vele paneeltjes. De kleur van dat vlakje is echter zacht okergeel, met een groen veegje en een heel lief lijntje blauw er doorheen. Als een 'zijde'-vlinder loopt dit vlakje door op de zijkant van het doek en fladdert het in mijn gedachten verder naar de einder. Vergelijken met andere Zeeuwse kunstenaars? 'Nee, nee, oh nee, dat moet je niet doen, de autonomie en puurheid van het werk van Meijer laat zich niet vergelijken'. Over de lijnvoering en spanningsboog heb ik ook niet alles door, het kijken op zich was al genoeg voor mij. Maar ik heb het in elk geval geprobeerd en zo uit de losse pols deze tekst neergezet. Want: " Zij die het opgeven weten nooit hoe dicht zij bij hun doel waren".

Afbeelding 2: De Einder. En dan de hoek om. De Kabinetten van De Vleeshal, 11.04 -21.06.2009

Na bezichtiging koffie in een kroeg bij de markt. Van een heilssoldaat kreeg ik de tekst "zij, die het opgeven, weten nooit hoe dicht zij bij hun doel waren." Toen al kreeg mijn pen vlinders, zo gaat dat, dat is nou het mooie van kunst, kijken en verderzien, de hoek om.

Voor meer informatie over Dave Meijer zie de site van Galerie van den Berge

De Galerie is deze week gesloten i.v.m. de Kunstbeurs in Rotterdam. Het werk van Dave Meijer is nog te zien van 17-19 februari 2011