maandag 31 januari 2011

Dag mam, jouw boek is uit.


Voor wie ik liefheb...
Voor mijn moeder, Lenie Kasse - Dingemanse
11 februari 1932 - 22 januari 2011

Dag mam, jouw boek is uit. Nu mag ik het nawoord schrijven. Negen jaar ziek geweest, een wereld die steeds kleiner werd, de woorden waren op, het is goed zo mam.
Eigenlijk begon het al voor 2002 en je wist dat er iets niet klopte. We zagen het wel, de desolate eenzaamheid, het verdriet in je ogen, de fragmenten die je miste. Wil je even helpen met de koffie, zei je, want ik kan het niet onthouden, de een wil koffie zwart en de ander wil met melk en die weer met melk en zonder suiker. Of was het met suiker? Soms brachten jullie veldsla voor ons mee maar de porties veranderden, voor stamppot was het soms een beetje veel te weinig. Je werd stiller en vader kreeg steeds meer praatjes, om datgene te verhullen wat hij ook al niet begreep. Toen vader in 2002 in Vlissingen op Oost 3 lag wist je niet hoe je hem kon vinden, je liet je schoenen soms gezellig onder zijn bed staan en kwam op blote voeten het ziekenhuis uit. Bramenjam maken werd ook een avontuur, het haalde de jampotjes niet meer terwijl je dat eerder zo heerlijk goed kon.
Na het overlijden van vader, augustus 2002, kon je niet alleen blijven wonen. Verhuizen naar Nieuw-Sandenburgh was onvermijdelijk. Jouw boeken heb ik gesorteerd en opgeruimd, de mooiste gingen mee. Je las wel honderd keer het eerste hoofdstuk. De plantjes kregen vijf keer per dag water, later verdroogden ze. Je was gelukkig wanneer we gingen wandelen. Frisse lucht! Als het even kon naar de sluis, naar de zwaluwen kijken, bramen plukken langs het kanaal, kastanjes rapen.
Altijd, altijd nam ik bloemen voor je mee, het herfstboeket met allerlei gekleurd blad, asters en takken met besjes was best wel mooi! Wilt u dat toch maar niet meer doen, zeiden ze toen, sommige bewoners eten de bessen op, misschien zijn ze giftig.
Het was mooi om naar Veere te fietsen. Hoewel, het was soms echt wel kloteweer. Binnendoor langs de Oude Veerseweg was het genieten van het nieuwe natuurgebied, de stilte. Broedende weidevogels in het voorjaar, eendjes in de sloten, overwinterende ganzen in het najaar, zoveel trekvogels, jammer dat vader dat niet meer heeft kunnen zien. Bij de Poppenkinderenburgseweg begon vroeger ons land. Laurens Geerse schreef ooit een gedicht over deze weg, het is mij dierbaar en te vinden in : Wie wat bewaart heeft iets om weg te gooien. Er komen flarden van herinneringen naar boven van een soms mistig verleden, je kunt niet alles onthouden toch? Keer op keer vroeg ik mij af waar mijn eigen poppen zijn gebleven. Niet schrikken hoor, zeiden ze, toen ik jou in Nieuw-Sandenburgh voor het eerst zag zitten met een pop in je armen, je fluisterde lieve woordjes en wiegde het meisje zachtjes.
Tijdens het wandelen ging je grappige dingen oprapen: gekleurde papiertjes, plastic dingetjes, lolliestokjes, je vond alles mooi. Ja, vroeger verzamelde je schelpen, geen strandwandeling zonder. Terwijl vader op het land 'uitkeek' voor kievitseieren en granaten verzamelde je scherven van servies, van oude tegeltjes en potten, gewoon voor de mooiigheid, de blauwe lijntjes. Zal ik nog een keer vertellen dat pa soms weken met een granaat in de auto rondreed, gewoon uit achteloosheid? Je hebt de oorlog gekend, schreef erover in het opstel Angstige dagen, het vervolg hiervan zal ik ook publiceren. Jullie boerderij verdween in 1944, Duitsers, schootsveld, mijnenvelden, springstof. Een schervengericht maar dan anders. Schuur verbrand, huis opgeblazen. Verdwenen de lusthof met meidoorn, olmen, knotwilgen. Samen met een idylle omgehakt, de drie soorten pruimenbomen, alle toen gangbare appel- en perenbomen, de kruisbessen, de zwarte, witte en rode bessen, de frambozen. Jarenlang heeft opa houten dienbladen gemaakt en zijn afbeeldingen van een Walchers Arcadia in onze herinnering gegutst. Voorkant van de boerderij "Driewegen" aan de Schroeweg te Middelburg, gekocht 1931, verwoest door de duitsers in 1944, vermeldde de tekst dan aan de achterkant. Ze kregen geen hoofdletter mam... Hij beschreef zijn ervaringen in Roos en Doorn. Je wist wat verlies was, je wist wat angst was, je gevoel voor humor verdween echter niet helemaal, dat heb ik wel van jou, ik mag graag iemand zachtjes plagen, je moest eens weten...

Je herkende ons niet meer. Hé, mam, zei ik dan, hier ben ik weer, jouw dochter! Welnee, zei je dan lachend, ik dacht het niet hoor, je bent mijn zus! Keek je naar jezelf in een spiegel dan zei je: Kijk eens, daar is Fransien! Je voelde ons wel, onze stemmen maakten je blij. Feilloos wist je de krullenbol te vinden van de zoon die sprakeloos was geworden, geen woorden meer kon vinden voor jou, niet meer op bezoek kwam, het beeld wat hij van zijn moeder had heel wilde houden.

In Nieuw-Sandenburgh volgde een verhuizing naar de gesloten afdeling. Als een jonkvrouw in het kasteel opgesloten, de ophaalbrug omhoog, de slotgracht diep, de muren steeds dikker. Kwam ik je daar bezoeken dan moest ik eerst door de deur met de code, soms stonden er bewoners achter het glas van de deur, ze wilden er zo graag uit. Het was oppassen hoor, ze leken heel gewoon, je zag het niet aan de buitenkant, soms ontsnapte er eentje, dat gaf een hoop heisa. De poster met de boekenkast, die later op de deur werd aangebracht zorgde ervoor dat het minder werd, ze werden zo mooi om de tuin geleid. Verdorie mam, ik moest natuurlijk zelf ook die code zien te onthouden, die veranderde af en toe, soms wist ik hem echt niet meer, ik schaamde me rot!
Als het even kon gingen we nog steeds naar buiten. Toen het lopen niet meer ging kwam de rolstoel. Als een mantra prevelde je steeds: Ik ga slapen ik ben moe, maar ook: O God, wat is uw schepping schoon. We werden er tureluurs van. Vaak dacht ik: O jé, sla eens een bladzijde om, andere tekst graag! Er veranderde niets. Je stond inmiddels bekend om je grappige lieve uitspraken, nooit vergeet ik de woorden: Ach, ik ben ook maar gewoon de dochter van een moeder die van mij houdt. Je mopperde nooit, was altijd dankbaar. Nog zo'n mooie uitspraak was: Ik ben blij om al het goede van het mooie!

Elke maandagmiddag werd er gezongen in de huiskamer, je zong graag en wat kende je veel teksten die ik nog nooit had gehoord. Tot het moment kwam dat ze jouw rolstoel er niet meer bij hebben gezet, jouw liedje was uit en je viel toch maar steeds in slaap.
Het laatste jaar. Je sliep steeds meer. Tussen de middag lag je nog in bed en kwam ik jou soms voeren. Wanneer de lepel jouw lippen aanraakte ging je mond, als van een vogeltje, vanzelf open. Het eten was smakelijk, aardappelpuree, groente, vlees met een beetje jus. Chocoladevla vond je heerlijk, stoofpeertjes met vla, als het maar zoet was vond je alles best. Tussen de happen door viel je vaak weer in slaap. Met een brok in mijn keel zat ik dan wat rond te kijken in je kamertje. Het wandkleed met de bergen, het dorpje, een meer, bos en rotsen hing boven je bed, in mijn jeugd hing het in de woonkamer. Twee kleine herten, een groot hert met een gewei. Er klopte iets niet met de linker achterpoot van dat dier, het perspectief was vreemd en de balans begreep ik niet, raar beest was het. Toen ik een keer foto’s liet zien van Noorwegen huilde je, zo verschrikkelijk graag was je daar ook eens geweest, maar vader was minder reislustig en meer nog, het werk op de boerderij verhinderde dit. Je hebt veel te veel offers gebracht mam, je wist het, je deed het met liefde & wanhoop & geloof, maar toch... De trouwfoto zag er veelbelovend uit, januari 1953, een paar weken voor de ramp die overigens in Veere niet zoveel schade heeft aangericht. Het boeket met varens, stefanotisbloemetjes en lelietjes-van-dalen was bijzonder voor die tijd. Jouw ouders waren daarvoor, in 1950, naar de Noordoostpolder vertrokken, een nieuw bedrijf, een nieuwe toekomst. Je kwam terug, heimwee, verliefd, verloofd. Een leven lang hard gewerkt. Samen met vader ontwierp je een eigen Zomerlust. Een klein paradijs met aardbeien, fruitbomen, zoete appeltjes, een groententuin. Dijkzicht was jouw Bloemhof, de geur van seringen en jasmijn vergeet ik nooit. Wanneer opa en oma naar Zeeland kwamen was het, in mijn herinnering, altijd feest bij ons thuis. Eindeloos lieve mensen, oma opgewekt en lachend, opa rustig, wijs, pijprokend, een pionier. Naar de zee wilden ze, altijd naar de zee. Ook je drie broers en vijf zussen wilden altijd naar de zee, ook nu nog willen ze in Zeeland altijd naar de zee. Een foto van opa en oma heeft acht jaar in de vensterbank gestaan. Naast allerlei bloemen die geen water nodig hadden: narcissen, rozen, cyclaampjes, azalea's, tulpen. Verder natuurlijk je whiteboard met foto's, ansichtkaarten en de aquarel van jouw zus, ook weer narcissen. In oktober 2010 schreef zij: in de zon tijdens het wandelen kreeg je warme handen. We vonden het fijn om jou weer te kunnen bezoeken. Ook al kon je niet antwoorden hopen we dat je onze woorden en liefde voor je begrepen hebt.
Praten kon je niet meer, een hand loslaten viel je zwaar, klemvast, leek het wel. Kinderen loslaten, wie kan wel?
Mam, toch moest je gaan. Weet dat de afscheidsdienst heel mooi was. Jouw kinderen waren er, jouw broers en zussen, jullie oude vrienden en bekenden. Je vond het altijd verdrietig dat ik niet meer geloofde, maar mam, geloof me maar, ik zou willen dat deze predikant mijn buurman was. Hij heeft nu de cd 'In een ander licht' van Stef Bos van mij te leen, vanwege het Lied van Ruth - My land is jou land, maar dit terzijde. Er zijn van Job tot Jesaja allerlei teksten over scherven te vinden mam, de troostrijke woorden hierbij had je wel gewaardeerd. Femke heeft prachtig harp gespeeld, er werd gezongen en tijdens de dienst brak de zon door hoewel er regen was voorspeld. De gotische vensters filterden het zonlicht en heel zachtjes streelde dit licht de bloemen op jouw kist: hyacinten, tulpen, blauwe druifjes, anemonen, kievitsbloemen, voorjaarstakken, wilgenkatjes. Youri heeft jou ook mogen dragen en de klokken hebben geluid. Je kleinkinderen hebben jou toegedekt met rozenblaadjes. Het was goed mam. Dank je wel mam.
Slaap zacht. Dag mam.

Uit de bundel Zee & Land : gedichten over Zeeland, 1999:

ELEMENTEN / Andreas Oosthoek

Ik hoor het hem nog zeggen,
mijn grootvader,
de oude wijze:

jullie mogen niet klagen,
elke dag zie je de zee.

ja, riepen we dan, de zee
maar wat hebben we nog meer?

Nou, zei hij
en stak de brand in zijn pijp,
jullie hebben het zand
en daar zit heel wat in
en jullie hebben de wind.
Dat is genoeg,
praat er verder maar niet meer over.


Vlinders

Zoals de zachte nachtgeluiden
stil komen dwalen in je droom
raken gedachten je soms aan.

Dat moeders ook dood kunnen gaan.
Dat vaders wel eens kunnen huilen.
En dat je nooit weet wat er komt.

Hoe kun je een gedachte laten zwijgen ?
Het zijn net vlinders : kun je vlinders slaan ?

Je wilt gewoon dezelfde blijven.
En dat er niemand weg zal gaan.

Johanna Kruit

Gedicht uit de bundel “Wie weet nog waar we zijn “
Uitgeverij Leopold Amsterdam

aquarel sneeuwklokjes: zus Corry, aquarel narcissen: zus Liesbeth, foto's tegelscherf, tulpen: Anke Nijsse, tekst: Anke Nijsse, meisjesnaam Kasse

woensdag 19 januari 2011

Unfolding: over kunst in De Vleeshal

'Weet je’, zei een aardige vrouw zachtjes tegen mij, ‘soms vind ik de tegelvloer van De Vleeshal veel mooier dan de kunst die erop staat’. De twinkeling in haar ogen gaf aan dat wat ze zei recht uit haar hart kwam en ongekunsteld was, ik vond haar direct sympathiek.
Die middag, 15 januari 2011, keken wij naar prachtig archiefmateriaal in De Kabinetten van De Vleeshal, waar ter gelegenheid van het twintigjarig jubileum van de Stichting Beeldende Kunst Middelburg (1991-2011) een overzicht wordt gegeven van de activiteiten die de stichting in het verleden heeft ontplooid. Unfolding: 20 Years SBMK is de titel van de expositie waarvoor in het archief is gedoken en waar publicaties te zien zijn die in de loop der jaren zijn ontstaan: catalogi en monografieën, uitnodigingen, affiches, documentatie en veel afbeeldingen van de experimentele hedendaagse kunst waarmee de gotische Vleeshal en De Kabinetten van de Vleeshal naam hebben gemaakt. Wie deze expositie bezoekt kan niet anders dan geraakt worden door de prachtige foto’s van exposities in De Vleeshal, het contrast van experimentele kunst binnen een bijzondere ruimte met haar uitgesproken gotische architectuur. Ik stelde curator Lorenzo Benedetti de vraag welke afbeelding hij zelf het mooist vond. Deze vraag bracht hem een beetje in verlegenheid, hij zou een keuze moeten maken en omdat hij van zoveel kunst houdt was een antwoord niet mogelijk, zei hij eerlijk en oprecht.
Met de uitspraak van die aardige mevrouw in gedachten was de opening van de eerste solotentoonstelling van de Franse kunstenaar Benoît Maire een gebeurtenis die het filosofisch denken over kunst ‘triggert’, nieuwe ervaringen ontvouwt. Het gaat om de taal van de kunst, ook om de vraag of je een vloer aan theoretisch en filosofische onderbouwing nodig hebt om, zeg maar, kunst te begrijpen of als 'mooi' te ervaren. Maar, om te beginnen, het verhaal van Lorenzo Benedetti was bijna onverstaanbaar, een projectie met ondertiteling op de mooie muren van De Vleeshal zou best wel een idee zijn. En, mevrouw, de tekst van Benoît Maire begreep ik ook niet zo goed, misschien werd ik afgeleid en dacht ik, na een wijntje, aan andere dingen. Toch gaat het bij deze tentoonstelling, die tot 6 maart te zien is, vooral om denken, en, mevrouw, ik ga die vloer eens verkennen. The Object of Criticism is de titel van de tentoonstelling. Benoît Maire hanteert verschillende disciplines waaronder video, fotografie, teksten en sculpturen. Hier in De Vleeshal proberen zijn kunstwerken een antwoord te vinden op de vraag wat het object is van de filosofie, vraagstellingen die al vanaf de klassieke oudheid gesteld worden en waar Georg Wilhelm Friedrich Hegel over schreef, nl. de subject-object dialectiek. Hegel streefde naar de ontwikkeling van een totaal-concept waarin hij wetenschap, esthetica, godsdienst en filosofie wilde verenigen. Er bestaat geen echte waarheid, wel een waarheid die steeds dieper en rijper wordt. Niet iedereen begrijpt de taal van Hegel, gewoon zelf kijken en denken is soms veel leuker. Het meest interessant vond ik het kunstwerk achterin De Vleeshal, nr. 6, Esthetica der geschillen, de verscheurde lezing. Een object gemaakt van veiligheidsglas, witgeschilderd vurenhout, pruimenhout, acaciahout en gietijzer. Onder het toeziend oog van een beeld van een graaf, hij heet Dirk, kun je er eindeloos over filosoferen. Voor iedereen is het duidelijk dat het een tafel is, niet in gebruik als tafel, een ge-dematerialiseerde vorm die de functie van een object heeft om naar te kijken. Een echte tafel staat in de buurt, de tafel waar informatie op ligt en kaarten worden verkocht, nr. 5. De helft van de zin.

Over nr. 6: Het tafelblad van veiligheidsglas rust enerzijds op een witgeschilderde schraag en anderzijds op twee boomstammetjes. Met de filosofie van Hegel in gedachten komen er allerlei ideeën naar boven. Ik ontvouw u mijn eenvoudige interpretatie:
a. Kijk je naar de architectuur van het object dan zie je hoe het technisch in elkaar zit, of het stabiel is, waar en hoe het tafelblad gesteund wordt door het hout. Misschien hebben glas, hout en gietijzer ook andere waarden binnen de bouwkunst.
b. Kijk je naar de kleur van het mos op de stammetjes, de tinten van de jaarringen van het hout en voel je de spanning tussen glas en hout, zie je de tegelvloer door het glas heen, dan heb je een andere esthetische ervaring, ik vond het wel heel mooi hoor.
c. Filosofisch gezien vraag ik me af wie zich geschraagd voelt. Hoe sterk is de balans, het draagvlak wanneer jouw stam zich heeft vertakt en jouw tak, bijvoorbeeld jouw kind, vertrekt. Dan zie ik precies de pijnplek, daar waar het glas de jaarringen raakt. En: last week my mother died.
d. Staande op die mooie tegels kun je zelfs, wanneer je de lichtval vanuit de vensters met het object ziet spelen, een moment the unbearable lightness of being ervaren, dat gevoel hangt sowieso altijd al in De Vleeshal, vraag maar aan de graaf, die ziet dat dag en nacht.
Uit een educatieve uitgave over deze tentoonstelling citeer ik: Het kijken vindt Benoît Maire van groot belang. Hoe kijken we? Weten we wat we bekijken? Hij vergelijkt het met hoe vroeger mensen de sterren zagen. Men kon het nog niet precies verklaren, maar probeerde dit wel. Pas als iets duidelijk is, hoeft men er niet meer over na te denken. Tot dat moment is het interessant om na te denken, en dat is welllicht ook de reden dat er kunst gemaakt wordt.

Je kunt de tentoonstelling trouwens ook bezoeken om even op adem te komen, De Vleeshal is daar een heel mooie plek voor. Jammer dat er geen koffie verkrijgbaar is, graag zou ik met die aardige mevrouw in het echt aan een tafel willen zitten om verder te praten over kunst. Het openleggen van wat kunst met je doet, Unfolding, is een boeiend proces.
Ook denk ik aan de bestuurders van onze stad die moeten gaan bezunigen op kunst. Hoe gaat dat aan de vergadertafel? Heb je dan ook nog wat aan de filosofie van Hegel, met andere woorden, welke waarden beschermt de architect van de bezuinigingsplannen? Esthetische, filosofische, zakelijke en wellicht religieuze? Hoe zit het met de beschermig van historische waarden in Middelburg? Kijk, onder die tegelvloer ligt een geschiedenis van meer dan vijfhonderd jaar oud. Beklim je de 279 trappen van de Lange Jan dan ontvouwt zich bovenop de wijzerplaat een schitterend uitzicht, maar hoe ontstaat inzicht? Ik mag hopen dat onze bestuurders op het snijvlak van de bezuinigingsrondes keuzes maken die draagvlak hebben, eigenlijk heb ik daar alle vertrouwen in.
Mevrouw, ik neem u nog even mee naar een ander object, nr. 7, Geschiedenis van de geometrie n° 11, aluminium trapje met bovenop een glazen bol. Dit kunstwerk heeft ook allerlei interessante interpretatiemogelijkheden m.b.t. de materiaalkeuze, de balans, de schoonheid van de kleuren, het filosofisch draagvlak.
Is het een ladder naar de hemel, een fly me to the moon? Kan de de glazen bol een traan zijn, het verdriet dat iedereen met zich meedraagt? En tenslotte, wat te zeggen over de spanning die opgeroepen wordt: wat gebeurt er wanneer het trapje uit balans raakt en het glazen object er gewoon afvalt, mevrouw, het zou zo maar kunnen dat deze tegelvloer, ook dan, schitterend mooi zal zijn.

foto's: Anke Nijsse

maandag 17 januari 2011

Hier is... Adriaan van Dis, in Middelburg


‘Ik geloof in de hoop omdat er niets anders opzit’ Met deze verklaring besloot Adriaan van Dis zijn bezoek aan Middelburg, een bezoek dat de geschiedenis van de SLAZ in zal gaan als bijzonder indrukwekkend.
Vrijdag 14 januari was Adriaan van Dis te gast in de Nieuwe Kerk om te vertellen over zijn nieuwe roman Tikkop die zich met name in Zuid-Afrika afspeelt. Meer dan 300 bezoekers, een frisse kerk, een heldere interviewster Lidewijde Paris en een boeiende verteller met een warm hart. Adriaan van Dis bezocht Middelburg eerder in 1988, de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland (SLAZ) was toen nog in oprichting.
Tikkop is een roman over verraad, maar ook over vriendschap en liefde voor een taal en een land. Het vertelt de geschiedenis van twee blanke mannen – de Nederlander Mulder, die we al kennen van De Wandelaar (2007) en de Zuid-Afrikaan Donald – die als student betrokken raakten bij het internationale verzet tegen de Apartheid. Na veertig jaar halen ze de banden weer aan en verkennen hun gevoelens van weleer: er is een liefde gedeeld, er zijn vrienden verraden, idealen verloochend. De werkelijkheid van het nieuwe Zuid-Afrika lijkt anders dan de droom van toen.
De in Parijs wonende Mulder vestigt zich een tijd in de Kaap, waar Donald zijn strijd voortzet in een verstikkend vissersdorp. De lokale bevolking voelt zich aan alle kanten verraden: hun visrechten zijn verkwanseld door corrupte leiders, er is geen werk en hun kinderen vluchten in de tik – een goedkope drug die je geheugen, je gevoel, je geweten weg vreet. Juist over deze drie dingen, gevoel, geweten en geheugen gaat de roman. Mulder en Donald ontfermen zich over een talentvolle verslaafde, een tikkop in het Afrikaans, die zij een nieuwe toekomst willen bieden – die jongen, Hendrik, moet alles goedmaken. Maar het is een gedoemde poging die een echo is van hun naïeve idealisme in de jaren zeventig.

Adriaan van Dis vertelde uitvoerig over zijn ingewikkelde verhouding met de taal en de politieke situatie in Zuid-Afrika. Een kort verslag geven van deze avond is lastig, nou ja, voor mij dan. Zie deze tekst maar als een sfeerimpressie want ik hink-stap-spring een beetje.

Zijn fascinatie voor Zuid-Afrika is alom bekend en begon met een studie Zuid-Afrikaans. ‘Een overspelig Nederlands’ noemde hij die taal eerder. De keuze voor deze taal had een diepere reden en vooral, vanwege zijn afkomst, met zijn kleurgevoeligheid te maken. Zoon van een Indische familie die werd opgevoed in de sfeer van een verzwegen leed. Over zijn jeugd schreef hij o.a. in Indische Duinen (1994) en Familieziek (2002).
Voor van Dis was het taalgebruik in de poëzie van Breyten Breytenbach een symbool van verandering, met name een gedicht over diens huwelijk met een Vietnamese waarmee hij de Zuid-Afrikaanse ‘ontugwet’ overtrad. Van Dis constateerde echter dat ook dichters als van Wyk Louw, die ‘fout’ waren, deze taal gebruikten en toch ook heel goed konden schrijven. Wat hem in het Afrikaans boeit is derhalve de kleurgevoeligheid van de sprekers van die taal, vanaf de periode dat van Jan Van Riebeeck in 1652 de eerste Nederlandse nederzetting aan de Kaap stichtte. De taal die zich verspreidde via de Khoikhoi (Hottentotten) die later als goedkope arbeidskrachten gingen werken bij Europese boeren in de kaapkolonie. In Tikkop zegt Donald: ‘Kijk, hier is mijn taal ontstaan: een bastaardtaal, gevoed door slaaf en boer…ik kan niet zonder…daarom het ek teruggekom, na die bron, na die Kaap, waar ek my ore laat wandel’ En: onze vissers leven een heel oud leven hier, rond en afgesleten als de rotsen. Zij spreken een prachtig Afrikaans, ze halen de mooiste woorden uit hun netten op, ook al lezen en schrijven ze zelden of nooit. Maar hun woorden passen niet meer in deze tijd. Hun taal is besmet, onze taal is besmet.
In Tikkop speelt hij met de schijnbare vrolijkheid van het Afrikaans. Ik hou ervan en schreef er al eerder over, o.a. in: Barbecuen in blote kont op een kloteberg, een tekst van Gert Vlok Nel. In Tikkop ontdekt de verslaafde jongen Hendrik de werking van een oven: Zijn moeder roosterde vlees buiten op een vuur, zei jij. Maar dit, dit was beeldbraai, net televisie.

Uitgebreid ging Adriaan van Dis in op de politieke situatie in Zuid-Afrika, waar hij al eerder indringend verslag van deed in de met de Nipkow-schijf bekroonde serie documentaires voor de VPRO-televisie Van Dis in Afrika, 2008. Het gekloofde land waar een nieuwe elite de eigen clan boven de ander stelt, de triomf van de zwarte rijken. De bevolkingsgroepen helpen elkaar, onder het motto: weer een vijand minder. De constatering dat vroeger alles beter was, democratie niet voor arme mensen is. Nuance! We gingen om de hoop te laten zien maar wat heb je aan een microwave wanneer deze in de verpakking blijft wegens gebrek aan elektriciteit? Goede scholing en geen banen, hoe valt dat te rijmen?
De rijke blanken die zich schamen voor hun land maar niet zonder kunnen. Het wankelen tussen zwart en wit in deze regenboognatie. De coloureds die niet eens een eigen taal hebben. De blanken die emigreren naar Australie omdat, zoals tannie Rosa zegt, de streek met het jaar verkleurd en zo zwart wordt’ (zie p.112). Het weten dat het nog zes generaties duurt voor de bevolking klaar is met de apartheid omdat Afrika een eigen ritme heeft. De blanken die deep down leven met de angst hier niet te mogen zijn.
Was het WK voetbal in 2010 een visitekaartje voor Zuid-Afrika? Laten we zeggen van ja, zegt van Dis, en hopen dat de kloof arm/rijk minder wordt. Feit is dat het stadion, vanaf de zwarte wijk op een uur afstand rijden, leeg staat. Het onderhoud vreet het budget voor de sport op maar grootheidswaanzin hoort bij globalisering… Adriaan van Dis zag liever glas in de ramen van scholen en betere schoolboeken. Moet je Shakespeare daar trouwens behandelen of de voorkeur geven aan Afrikaanse literatuur?

Tikkop is een tragisch boek maar vrolijk opgeschreven, aldus van Dis. Met het thema angst van blanke mensen in een veranderende wereld. Vreemden in eigen land. Het verschil tussen schuldgevoel en verantwoordelijkheid. Interessant is hoe het de Chinezen wel lukt in Afrika, waardiger counterparts dan Europeanen omdat de taal die zij spreken gebaseerd is op handel, terwijl de Europese toon bevoogdend is en gebaseerd op hulp. Africa will be a Chinese Colony, zou zo maar kunnen gaan gebeuren…
Hoe zit het met zijn morele verontwaardiging anno 2011? Toch anders dan in de reisroman ‘Het Beloofde Land’, (1988) maar Zuid-Afrika is natuurlijk zelf ook veranderd. De morele dilemma's voelen ongemakkelijk, wanneer Mulder (volgens van Dis tien procent van Dis zelf) zichzelf weerspiegeld ziet in een ruit dicht hij zichzelf een typering toe: LUL.
Apartheid blijkt wel in de regels afgeschaft maar niet in de praktijk. Meer dan 50 procent van de kinderen tussen de 14 en 20 jaar zijn verslaafd aan Chrystal Meth, oftewel Tik. Maar de Afrikaanse taal bloeit meer dan ooit, er is nog nooit zoveel gepubliceerd in die taal als nu.
Veranderingen moeten van de Zuid-Afrikanen zelf komen. Veelvuldig verwees van Dis naar een artikel in de Volkskrant van 14 januari waarin de Afrikaspecialist Richard Dowden hoopvolle ontwikkelingen ziet in het continent. Ook de moderne media bieden hoop, dankzij de mobiele telefoon gaat de visser de zee op als hij weet wanneer de koelwagen komt. Dankzij internet kunnen dorpelingen zien dat er een andere wereld is en zelf in verzet komen tegen hun corrupte leiders.
Conclusie zou kunnen zijn: laat de boel de boel, maar, geeft van Dis toe, diep in hem zit nog steeds een opgewonden standje. Inmiddels is hij begonnen aan een nieuw project, tegelijkertijd met de voorbereiding voor een televisiedocumentaire over Indonesie is hij begonnen aan een boek over zijn moeder en haar jeugd op Sumatra. De eerste zin heeft hij al: Mijn moeder is een leugenaar en ik was haar zoon. Mijn gevoel na deze avond, en ik spreek honderd procent de waarheid is: met zo’n zoon mag je de waarheid liegen: in hoeverre van Dis en Mulder dezelfde persoon zijn is feitelijk niet relevant.
Aan het eind van de avond in de Nieuwe Kerk besloot Adriaan van Dis met het voorlezen van een geloofsbelijdenis, een citaat uit De Wandelaar met o.a. deze regel:
'Ik geloof in de hoop omdat er niets anders opzit'
En ik weet zeker dat van Dis daarin gelijk heeft want zonder hoop geen leven. Tot slot, van mij, een gedeelte uit het Zuid-Afrikaanse volkslied dat woorden bevat van vijf van de elf officiële talen van Zuid-Afrika:

Uit die blou van onse hemel,
Uit die diepte van ons see,
Oor ons ewige gebergtes,
Waar die kranse antwoord gee,
Sounds the call to come together,
And united we shall stand,
Let us live and strive for freedom,
In South Africa our land
(kranse = rotsen)

zondag 16 januari 2011

Sneeuw galaconcert, zondag 23 januari te 's Heer Abtskerke


‘Eigenlijk hopen wij dat het bewolkt is die middag, dan is het kaarslicht in de kerk veel mooier’, aldus Yvonne Siebels die voor de derde keer in de sfeervolle kerk te ‘s Heer Abtskerke een sneeuw-galaconcert organiseert waar professionele zangers een bijdrage aan leveren. Zang wordt afgewisseld met muzikale intermezzo’s. Mooie aria’s van o.a. Mozart, Gounod, Gluck, Puccini en Donicetti afgewisseld met prachtig pianospel, klarinet en harp. De pianiste Natalia Pavlova zal begeleiden, maar ook soleren. Wat dit concert bijzonder maakt is, volgens Yvonne Siebels, het feit dat ook jong talent een podium krijgt, namelijk twee finalistes van de Eastman-muziekprijs 2010, Nathalie Verburg (klarinet) en Femke Nijsse (harp).
Het is een heel ‘gewoon’, maar toch bijzonder concert. Met kaarslicht en in de pauze glühwein.
Mijn lezers weten wellicht dat Femke Nijsse mijn dochter is, wie Femke wil zien spelen is natuurlijk bijzonder welkom. Haar is gevraagd een bluesnummer te spelen, nl. New Blues van Deborah Henson-Conant. Ook zal zij Sonatina II van F.J. Nadermann spelen.
Het galaconcert duurt, inclusief de pauze, ongeveer twee uur. Toegangsprijs is €12,50 En nu maar hopen dat het ook een beetje koud is die dag, dan smaakt de glühwein veel beter!

dinsdag 11 januari 2011

Henri Looymans, stadsdichter, zou jij mijn woorden willen zijn?

‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ Dit verzoek en tevens deze opdracht heeft Henri Looymans aanvaard, vanaf januari 2011 is hij de nieuwe stadsdichter van Middelburg. Voor hij werd geïntroduceerd tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de gemeente Middelburg in wijkcentrum Palet, zaterdag 8 januari, werd eerst officieel afscheid genomen van Joop Buma die twee jaar stadsdichter was, in 2009 en 2010. Wethouder van Cultuur Ed de Graaf citeerde uit diverse gedichten verschillende strofen waarin Joop Buma zijn liefde voor de stad ‘ondubbelzinnig’ verwoordde of zoals hij dit noemde, hoe Joop 'de liefde bedreef' met de stad. Een wethouder die dezelfde passie heeft voor de stad, in elk geval alles weet over de wonderlijke huisnamen van Middelburg, van 't Land van Belofte, Arcadië tot De Veldroos en De Korenbloem.
Al eerder was er een afscheidreceptie voor Joop (Johannes Herman) Buma, de dichter die zijn rol altijd met plezier vervulde en zó graag had willen doorgaan in deze funktie. Een stadsdichter wordt echter in principe voor één jaar benoemd, verlenging met een jaar is mogelijk maar dan is de 'rol' uitgespeeld.

In Galerie T las Joop Buma het gedicht van de maand december voor:

Afscheid van een Stadsdichter

(In seinen Armen das Kind war tot (Goethe))

Hij had in de ruimte van de stad geroepen,
de in vorm gegoten woorden rond gestrooid.

Zelfverzekerd ten tonele gekomen de
oude dichter, behoed nar van de stad,
deelde er wandelend zijn verzen uit
naar de traditie van rederijkers eeuwen
her met toehoorders, kijkers.

En voor het gekomen publiek wilde hij in
het midden van de Burg zijn laatste gedicht
als een soort eigen kind hier tonen.

Droevig bij het zwijgend luisteren
van hen daar voor zich haalde hij
het tevoorschijn in het licht.

Met z’n allen brachten zij een staande ovatie:
“Nog eens, bis bis bis”, riep toen iedereen.

Slechts zij die het dichts bij stonden merkten
dat het kind aan zijn lippen gestorven was.
December 2010

De nieuwe stadsdichter Henri Looymans (1956) heeft Tilburg als bakermat. Hij studeerde Nederlands in zijn geboortestad en Mediëvistiek in Nijmegen. Na een korte periode in het onderwijs is hij sedert twintig jaar werkzaam in de zakelijke dienstverlening waarvan de laatste jaren als zelfstandig verandermanager. Hij woont al 25 jaar in Middelburg. “Ik ben verliefd geworden op de stad”, vertelde hij. Tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst mocht hij zijn debuut als stadsdichter meteen maken, hij verklaarde zijn liefde aldus:

Middelburg

Ik kan als ik wil op de wereld verblijven
Op iedere plek kan ik vreemdeling zijn
Maar waar ik ook ben en weer stellig verdwijn
Steeds roept mij die stad waar ik mij kan schrijven

Daar spreken de gevels en zwijgen de luiken
De kerk klimt er boven de daken uit
En als zaterdagnacht de kroegen sluit*
Dan kan je op zondag de schepping nog ruiken

Die stad roert mijn hart in wat het verlangt
Ik wandel haar straten zij vult mijn gezicht
Zij voert er mijn hand en ik schrijf haar gedicht
In een mantel van eeuwen die om mij hangt

Dit is mijn huis, de stad die mij ziet
Hier heb ik lief, en meer hoef ik niet.

In 2005 publiceerde Henri Looymans zijn eerste bundel “Zou jij mijn woorden willen zijn?” Een goed verzorgde uitgave met een prachtige omslag. Een vormvaste dichter die wat hij zeggen wil het liefst binnen klassieke vormen neerzet. De bundel bevat een grote variatie aan gedichten, de liefde wordt gezocht, gevonden en soms ook verloren. Een aanrader voor iedereen die kennis wil maken met de nieuwe stadsdichter!

Ik citeer de laatste 5 regels uit het gedicht 'Mijn Lief'
Zou jij mijn woorden willen zijn
Opdat ik niets meer hoef te zeggen
Niets bewijzen niets weerleggen
Enkel schutten
Enkel zijn.

In mei verschijnt er een nieuw dichtbundel, daarin zal Zeeland, zijn tweede land van belofte, een prominente rol spelen. In ‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ is de liefde voor Zeeland, hier enkel hier, al aanwezig. Ik hoop dat dit gedicht, een ode aan de winter in Zeeland, ook in de volgende bundel opgenomen wordt:

Omnes Zeelandiae loci (1):
Hibernum

voor Marsman

Hier overlands langs de duinen te zwenken
De velden ze wenken
Ze reiken tot mij in mijn Zeeuws schilderij:

Pikkende zwermen op slapende akkers
Met linksom en rechtsom het broedende water
De schorren waarin je de hemel ziet drijven
En slakende meeuwen als kijvende wijven

(Ze klinken naar later ze hoeden de trekkers in
grijskoude klei)

En robuust als de wallen van Jericho
Schutten de dijken de armen de rijken
Ze wachten de zee:

Torens als bakens en
Dorpen als vlaaien en
Boeren als goden die
Ploegen en zaaien

Hier enkel hier
In dit land zonder grenzen
Dit groen en godswonderlijk wiegenkleed
Hier draagt de aarde haar zondagsgewaden
En sluiert de nevel
Mijn sluimerend zilte
Mijn winters verstilde
Mijn Zeeuwse land

Voor Henri Looymans 'geen dier'der plek voor ons op aard' dan Zeeland, waar de stad waar hij kan schrijven hem nu heeft geroepen. ‘Zou jij mijn woorden willen zijn?’ Over de markt heeft hij al een gedicht geschreven... een plek waar het hart van de stad klopt en er met liefde volop handel wordt gedreven? We zijn benieuwd hoe hij verslag zal doen van deze spannende en hoopvolle relatie.
*de kroegen sluit - lijkt wellicht vreemd, staat letterlijk op de tekst die op 8-01 werd uitgedeeld.
P.S. het laatste nieuws vandaag is dat de stadsdichter wordt weg-bezuinigd. Oei, nu al liefdesverdriet, welk gedicht gaat dit opleveren?

zaterdag 8 januari 2011

Reynier de Muynck : ons houvast heet landschap


Begin november mocht ik, tijdens de open atelierdagen, een kijkje nemen in het kunstenaarsleven van de Goese kunstschilder Reynier de Muynck. Al bij aankomst, welkom geheten door een schilder die Zeeuwse knopjes als sieraad draagt, voelde ik mij direct thuis. Nu, twee maanden later, wil ik alsnog iets over deze veelzijdige Zeeuwse kunstenaar vertellen.
Maar eerst: op de site van Reynier de Muynck is een prima overzicht te vinden van zijn werk, ook het boek “Op Goese Gronden” kan ik iedereen aanraden. Deze publicatie geeft een uitgebreid portret van het leven en werk van Reynier en bevat veel mooie afbeeldingen van zijn schilderijen. Zijn leven en werk zit vol met contrasten, dit gevarieerde landschap is bijzonder boeiend. Wil je kennismaken met de persoon van de kunstenaar, kijk dan even naar het korte interview op Omroep Zeeland, uitgezonden op 5 november 2010.
Hij doet wat hij doet, omdat hij niet anders kan, omdat ie vindt dat het zo moet, dat hij moet schilderen zoals ie schildert’. Hij schildert altijd, deze gedrevenheid deelt hij met de andere Zeeuwse kunstenaar Johnny Beerens.
Reynier de Muynck , in 1952 geboren in Middelburg, groeit op in Goes in een artistiek en vooruitstrevend milieu. Al vroeg tekent hij zo levensecht mogelijk maar vult de werkelijkheid aan met zijn eigen fantasie. Puber in de tijd van de provobeweging: hij zet zich af tegen van alles en nog wat. Deze rebelse kant kan ook gezien worden als een strijd voor acceptatie en waardering. Blote vrouwen schilderen, op blote voeten door de stad lopen, lang haar, in de duinen slapen. Zijn eerste tentoonstelling in Kortgene (1971) bevat schilderijen die aan het werk van Jeroen Bosch doen denken. Na een periode India wordt zijn werk beïnvloed door de wereld van Oosterse mystiek, spiritualiteit en filosofie. Geestverruimende middelen prikkelen de zintuigen en hij schildert zijn dromen en hallucinaties van zich af. Met de fijne penseel tot op de milimeter geschilderd.

Na 1984 volgt de periode van de grote draperieën. Hiervoor al schilderde hij jassen die aan het werk van Jopie Huisman doen denken. Nu echter worden oude kleren afgeworpen. Zelf zegt hij over deze periode dat hij zijn collectief geheugen inruilt voor een persoonlijk geheugen. Niet meer de weergave van mystieke ervaringen, nu het ‘covered-uncovered’. Lappen stof die, als het doek in een theater, het toneel erachter slechts laten raden. Een ascetische wereld. Zijn werk wordt monumentaler en wereldser.
De fresco’s zijn weer een ander verhaal. Fijn geschilderd, idyllisch. Een verloren Arcadia, het heimwee van een romanticus naar de Romeinse en Griekse wereld, de klassieke fantasieën.
Beroemd uit deze periode is het portret van Hans Warren, in opdracht van uitgeverij Bert Bakker gemaakt. Gevoelig en toch ook omgeven door een bepaalde onrust.
Hans Warren schrijft daarover op 24 september 1986 in zijn Geheim Dagboek:
Vanmiddag zijn we even bij Reynier de Muynck geweest om te zien hoe het portret vordert dat hij van me maakt. Ik kijk schuin omhoog met veel te brandende ogen, m’n neus wipt op het schilderij een beetje en in mijn oor lijkt een kleine vulva te zitten. Mijn schedel vertoont een vreemde afplatting, als was ik familie van Echnaton. Rondom me is een wonderlijk landschap: een Griekse tempel achter me, voor me verwaaide Italiaanse pijnbomen, een dreigende wolk”

De veelzijdigheid van Reynier de Muynck is onvoorstelbaar. Je kunt via zijn bescheiden site kennismaken met de muurschilderingen, gewoon doen! De schildering op het plafond van Theater De Wegwijzer in Nieuw en St. Joosland is in Zeeland heel bekend. Vervolgens de geschilderde reliëfs, deze tonen de beeldtaal van bekende en onbekende culturen. Magisch-realistische doeken maar ook een schilderij van een enkele tulp. Stillevens van bloemen, portretten, het interieur van zijn atelier. Fascinerend blijven altijd weer zijn de afbeeldingen van jassen en andere kleding. Hij ziet hoe het licht gedurende de dag van toon verandert. De schemer is het tijdstip dat de blauwe schaduwen ontstaan. En, in 2010 ineens een hype, de Zeeuwse knoppen zijn echter al jarenlang een schilderonderwerp van Reynier de Muynck.

Na 2002, wanneer een periode van ziek zijn wordt afgesloten, schoongewassen en leeg door de chemo, lijkt het innerlijke landschap te zijn veranderd. In een interview zegt hij: ‘Er kwam een soort lichtheid over me heen. Ineens zag ik het nut niet meer van het schilderen van blote meiden. 'Zelf stil en rustig geworden' volgt er later een periode waarin twee thema's centraal staan: de natuur en toch weer de vrouw. In die twee pure vormen komt de schoonheid van de schepping tot zijn volste recht, vindt Reinier. Het is mooi om te zien hoe Reynier de Muynck in 2010, na een tijd stillevens te hebben 'gedaan', weer een andere weg is ingeslagen met het Zeeuwse landschap als inspiratiebron; de rust, de leegte en de stilte. Gefascineerd door de rechte lijnen. De kaarsrechte banen, zoals koolzaadvelden, die door het landschap lopen, knalgeel en bijna lichtgevend. Ook is hij op zoek naar andere composities, hij gooit de horizon naar boven omdat het ook gaat om het vlas of het graan. Dijkjes met daarachter het Veerse Meer en de zeilen die door het landschap varen.

Zoveel wegen begaan, zoveel reizen gemaakt en dan 'stilstaan' in het Zeeuwse landschap. Overal houvast gezocht en gevonden en nu hier. Steeds weer komen wij thuis.


In 2007 kwam ik dit landschap tegen. Achter het dijkje ligt het Veerse Meer. De horizon naar boven, niet helemaal recht maar het gaat mij toch om de lijnen. Het deed mij denken aan de schilderijen van Antoine Mes. Nu ook aan Reynier de Muynck en aan een gedicht over houvast en landschap.
De dromende schapen vullen het landschap met zachtheid en rust.



Johanna Kruit schreef het volgende gedicht, te vinden in de bundel ‘Voorheen te Orisande’. Het gedicht ‘Woonplaats’ is ook als ansichtkaart uitgegeven door Plint, het beeld is van Dick van Arkel en heeft als titel ‘Watersporen’.

Woonplaats

Ons houvast heet landschap. Wij planten
de dagen vol bomen en dromen van dijken
en duinen die als we stranden nog lijken
op wat we bewaren. Wij sparen gedachten

en spannen steeds samen. Het noemen
van namen als vogel of wind overbodig
voor wie zal beamen dat alles wat nodig
is staat waar het hoort. Zoemen van

camera’s blijft achterwege. Wij zeven
de kleuren, belichten de tijd die te ver
voor geluid als een stralende ster
op ons afkomt. Het aldus verkregen

gebied dat we opslaan is houvast.
steeds weer komen wij thuis.

afbeelding atelier en schilderij Rondje Veersemeer Polder, 2010 + Blauwe draperie, 1992 (met toestemming van Reynier de Muynck).
foto schapen in landschap: Anke Nijsse, 2007
ansichtkaart van Plint, de tekst valt helaas nogal weg bij het scannen. De verfspatten horen wel bij het landschap!

dinsdag 4 januari 2011

Leestip: Een minuut stilte / Siegfried Lenz

Een van de mooiste boeken van 2010 is de novelle ‘Een minuut stilte’ van Siegfried Lenz. Een buitengewoon integere, bijna poëtische vertelling over de tedere liefdesrelatie tussen de achttienjarige gymnasiast Christian en zijn jonge lerares Engels, Stella Petersen. Met groot vakmanschap geschreven, weemoedig, beheerst, pretentieloos, rustig als een kalm golvende zee. Eind jaren vijftig. Benny Goodman en Ray Charles zijn nog in de mode evenals hooggesloten badpakken en Volkswagen Kevers. Toch: een preutse tijd en een liefde die bijna niet anders kon dan verzwegen worden. Al op de eerste bladzijde wordt duidelijk dat Stella dood is. Een herdenkingsbijeenkomst vindt plaats, er wordt sproken en gezongen. Tijdens een minuut stilte dwalen de gedachten van Christian af en komt het besef van verlies: het verlorene te bezitten. In het zwijgen hoorde hij het slaan van de roeispanen, hoe ze de zee opgingen naar het Vogeleiland, naar de hut van de oude vogelwachter… hoe vrolijk ze was, dat ze altijd om alles kon lachen....

In deze novelle is Christian de verteller. Afwisselend aan Stella en aan de lezer vertelt hij over het begin van hun geheime liefde, tijdens die warme zomer in het fictieve kleine havenstadje Hirtshafen aan de Oostzee. Zomergasten, zomerhitte, zonnebloemen en zandkastelen. Ze zwemmen en duiken vaak. Zij leest Faulkners 'Light in August' op het strand. Cola en rum-cola in het strandcafé. Een warme sfeer die, vreemd genoeg, niet klef of broeierig aanvoelt.
De woorden, de gebaren, de toevallige ontmoetingen en aanrakingen. ‘Je huid glimlacht echt’ zei Stella. ‘Haar blik ontweek de mijne niet. Ik had het gevoel dat haar blik mijn verlangen beantwoordde of dat er een zachte uitnodiging in lag: ik deed haar badpak uit en ze liet het gebeuren, ze hielp me, daar in de laagte bij de dennen beminden we elkaar.’ De erotische passages zijn 'nogal voorzichtig' neergezet, ze delen het hoofkussen. De auteur is in Duitsland geprezen om de 'retro-charme' van zijn seksscènes. Anderen noemen dit dan weer een gebrek aan fantasie.
De novelle is mooi gecomponeerd: een raamvertelling met de herdenkingsbijeenkomst als uitgangspunt en ingebouwde flashbacks. Veel symboliek en thema’s ‘golven’ door het verhaal: de stenen van de zee, de sprookjesachtige schoonheid van de zeemeermin, de golven, de wilskracht van de oudere man. De naam van de boot ‘Polarstern’, liedteksten als ‘I’ve Got You Under My Skin’, niets staat er zomaar! Kan door huid heen, deze liefde. Later schrijnt het zout op de huid in de wonden van de ziel, de eerste zin geeft het al aan: “Wir setzen uns mit Tränen nieder”.
Op de laatste ansichtkaart, van een dolfijn die overmoedig uit het water schiet en, kennelijk bewust, op een golf terecht wil komen, schrijft Stella: ‘Love, Christian, is a warm bearing wave’. Voor Christian is deze tekst een bekentenis, een belofte en mogelijk een antwoord. Dat in dit verhaal de golven echter ook genadeloos het noodlot laten toeslaan is een vaststaand feit. Wanneer haar zeilboot tijdens een storm vastloopt op de havendam en Stella zwaar gewond raakt, bevestigt dit wat de lezer al vermoedde: deze liefde was onmogelijk en had geen toekomst.
Opmerkelijk is dat Siegfried Lenz (1926), al boven de tachtig is wanneer deze novelle in 2008 in Duitsland onder de titel 'Schweigeminute' verschijnt. Er zijn inmiddels meer dan 150.000 exemplaren van verkocht. Dit is een hoopgevende gedachte voor auteurs die nog veel te ‘vertellen’ hebben. Voor scholieren is het zeker een aardig boek voor de lijst. Het leest gemakkelijk en er blijven genoeg vragen onbeantwoord. Was deze liefde nu echt zo onmogelijk? Zo groot was het leeftijdsverschil toch niet? Het thema, liefde tussen leerlingen en docenten, onmogelijke liefde en de beperkte houdbaarheid van volmaakt geluk blijft natuurlijk altijd actueel en sprak mij wel aan want… Vroeger! Twee academies gevolgd en veel leraren gezien. Het gebeurde ook daar, platonische of onmogelijke andere liefdes. Waar niet? Zelfs na tientallen jaren stilte veroorzaken herinneringen aan deze gebeurtenissen heel zacht kabbelende golfjes van weemoed, een zoet verlangen dat nooit wegebt.