zaterdag 27 november 2010

Leestip: Tikken tegen de maan: 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen


Het mooiste boek van 2010 met gedichten voor kinderen is naar mijn mening ‘Tikken tegen de maan: 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen’, verzameld door Joke van Leeuwen. In opdracht van het literaire tijdschrift Ons Erfdeel stelde zij een poëziebloemlezing samen die een ‘staalkaart’ moest vormen van de poëzie èn van de illustratiekunst in Nederland en Vlaanderen. Uitgangspunt was: dichters die na 1945 debuteerden samenvoegen met nieuwe illustraties van de beste illustratoren op dit moment. Het resultaat is uniek, deze bundel verkennen 'voelt' alsof je een mooie tentoonstelling mag bezoeken...
Het begint al met de omslag die zij zelf illustreerde: gouden letters op een nachtblauwe cover en rug, een maan die aan de ene kant uitloopt in een kroontjespen, aan de andere kant in een tekenpotlood. Vervolgens diepgele schutbladen en een mooi verzorgd 'binnenwerk' met 48 gloednieuwe illustraties.
Schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Joke van Leeuwen koos voor gedichten met ‘net dat slagje extra erin dat ze boven het gewone uittilt: een verrassende formulering, een onverwachte hersenkronkel, een niet vast te grijpen sfeer’. Ook viel ze voor verzen die iets van het bezwerende hebben dat oude kinderliedjes kan kenmerken, die de vrijheid tonen waarmee je met taal kunt omgaan. Aangenaam verfrissende humor mocht ook een criterium zijn. Onderwerpen als dieren, herkenbare kinderervaringen en –gevoelens, genres als humor en fantasie, taalspelletjes en filosofische overwegingen vonden in dit boek voor lezers van 6 t/m 12 jaar een plek. Zware onderwerpen zoals de dood van een zusje of altijd maar ruzie raken je diep terwijl je op de volgende bladzijde verrast wordt door een lief gebedje voor een poes of een ijsbeer die zacht op het raam klopt.

De grootste aantrekkingskracht van deze bloemlezing ligt in de illustraties en hun samenspel met de gedichten. Omdat ze speciaal voor deze uitgave zijn gemaakt passen ze meestal mooi bij het gedicht in kwestie, zorgen vaak ook voor flink wat meerwaarde door een eigenzinnige interpretatie van de tekst of door toevoeging van betekenisvolle details.
Prachtig is het gedicht ‘De hand van mijn vader’ van Armand Van Assche met de daarbij horende illustratie van Ingrid Godon. Ook de illustratie van de talentvolle Kaatje Vermeire en het gedicht ‘Onder de stenen’ van Fetze Pijlman vormen een sterk geheel.
Zeeland wordt vertegenwoordigd door Annie M.G. Schmidt met het gedicht 'Koning Lariloff is ziek' en door Wim Hofman met het bekende ‘Zijn of azijn: een poëzievers’. Liever had ik een ander gedicht met een nieuwe Hofman-illustratie in zachtere kleuren gezien maar Joke van Leeuwen koos voor deze bundel twee bestaande illustraties die onlosmakelijk verbonden zijn met het gedicht zelf, zoals ook bij Geluk van Ted van Lieshout.
Johanna Kruit wordt met het mooie gedicht ‘Verveling’ sfeervol terzijde gestaan door Philip Hopman.


Verveling

We deden niets
we keken maar naar wat gebeurde
hoe auto’s wachtten langs de stoeprand
hoe regen langs de ramen zeurde
we zwaaiden zelfs niet naar de buren
van de overkant.

We deden niets van wat we konden
en wilden niets van wat we moesten
we aten zelfs geen ijs of friet
we hoefden niets
we vonden iedereen een etter
en we verveelden ons te pletter.


Het gedicht Sneeuw van Mies Bouhuys blijft leuk voor kinderen en volwassenen. Het doet mij denken aan een oud-collega, een lieve brombeer, die vaak zei: 'Koud, wat koud, hoezo koud? Wanneer de ijsberen tegen het raam kloppen en vragen of ze binnen mogen komen, dan is het pas echt koud!!!'
Deze week is er een ijsbeertweeling geboren en heeft het gesneeuwd...

Het kiezen van dichters en illustratoren heeft altijd als gevolg de vraag: waarom die wel en die niet? Met deze vraag ben ik heel blij, want nu kan ik een gedichtje, lees schietgebedje, toevoegen:

Koos Meinderts Gebed (voor God?)
Lieve God,/als u bestaat,/zorg dan dat Loes,/dat is mijn poes,/maar dat wist u al,/de operatie overleven zal.
Lieve Joke,/als u dit leest,/zorg dan dat er volgend jaar,/dat is in 2011,/maar dat wist u al,/een nieuwe bundel verschijnen zal.
Tikken tegen de maan, deel 2? Verrassende gedichten, nieuwe illustraties? Deze uitgave verdient elk jaar een nieuw deel.

Andere bloemlezingen zijn ook zeer de moeite waard. Querido's Poëziespektakel 1, 2 en 3 biedt een breed overzicht van 'nagelnieuw' werk van Vlaamse en Nederlandse dichters en illustratoren. Deel 3 heeft als titel 'Wie heeft hier met verf lopen smijten?', we zien een prachtige omslag van de uit Zeeland afkomstige Martijn van der Linden maar verwacht geen tentoonstelling of verfspektakel, de illustraties bevatten slechts drie kleuren: blauw, zwart en wit. De formule van 'Tikken tegen de maan' spreekt mij veel meer aan.

De Zeeuwse illustratrice Fleur van der Weel heeft, zo lijkt het wel, alvast een 'voorschot' op een nieuwe bundel genomen door in Middelburg tegen de maan te tikken... In het kader van de kinderboekenweek 2010 maakte zij, in opdracht van CBK Zeeland, een poster met als thema Middelburg. Een Zeeuwse 'Tikken tegen de maan' zou ook mooi zijn, we hebben geen gebrek aan talenten, toch?
Nu de maan over de stad en door de bomen schijnt kan ik poëzieliefhebbers aanraden dit boek aan te schaffen, een heel mooi cadeau voor jezelf, voor kinderen en voor wie kind wil blijven.

Fleur van der Weel, 2010

zie ook: bespreking van Tikken tegen de maan in De Leeswelp, nr. 7 door Karin Kustermans

maandag 22 november 2010

Poseidon / Hans Warren


Op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 in Middelburg is het gedicht Poseidon van de in 2001 overleden Zeeuwse schrijver en dichter Hans Warren officieel onthuld op 30 oktober 2010. Het is het zesde gedicht in de serie 'Sprekende Gevels'. Het project van de werkgroep poëzie van de Stichting Kunst- en Cultuurroute is vorig jaar juli begonnen. Het doel is om blinde muren en gevels en andere verrassende plaatsen te verfraaien met gedichten. Het thema is ‘zee en land’ en de werkgroep wil in totaal zo’n 25 gedichten in de stad plaatsen.

Vanuit historisch oogpunt is het plaatsen van het gedicht Poseidon op de hoek Brakstraat en Rotterdamsekaai een mooie keuze. Een straat tegenover het Prins Hendrikdok. Hier was oorspronkelijk de oude getijdehaven van Middelburg. Via het riviertje de Arne was er tot 1535 een open verbinding met de Noordzee, eb en vloed hoorden erbij.

POSEIDON
Ik, die aan zee geboren ben,
wil nog graag geloven, machtige Poseidon,
dat de zee onze eilanden draagt.
In de zoute wellen, diep in ’t land
offeren we, ook al wordt daar onze roeispaan
nog niet voor schepel aangezien,
en als je woedt, Poseidon Asphalios,
vastgegronde, wanneer de aarde steunt,
de golven koken, dan sidderen wij radeloos.
Bergen komen en gaan, een krater gaapt
daar waar je heiligdom verrees –
maar in de prille parelmoeren morgen
na het geweld, staat daar
onstuimig hinnikend je zoon,
het vleugelpaard Pegasos klaar.

De schrijver en dichter Hans Warren werd altijd geïnspireerd door de Oudheid en door Griekenland, zozeer dat hij al vroeg in zijn loopbaan werd afgeschilderd als ‘een Griekse God in het Zeeuwse landschap’.
In 1973 publiceerde hij een dichtbundel De Olympos’, met gedichten over de twaalf grote goden en godinnen van de Olympos. Hij wilde bewijzen dat de Griekse goden ook nu nog leven. In Middelburg kunnen voorbijgangers het gedicht Poseidon, als eerbetoon, lezen op de muur in de Brakstraat en kan men mijmeren over goden, zee en land, stormen en kabbelende golfjes, worstelen en bovenkomen. Poseidon is een gedicht dat wel wat toelichting mag hebben.

Poseidon, zijn Romeinse naam is Neptunus, was de grote zeegod die heerste over alle wateren en zeeën op aarde. Samen met Zeus en de andere goden verbleef hij op de berg Olympos, al was hij meestal te vinden in zijn schitterende onderzeese paleis en kwam hij voornamelijk naar de Olympos om met de andere goden te vergaderen.
De naam Asphalios (gever van veiligheid) is één van de vele 'functienamen' of bijnamen die aan Poseidon werd gegeven, een andere naam is Hippios (god van de paarden).
Behalve god van de zee was Poseidon ook de vader van de eerste paarden, zoals het ontembaar geachte gevleugelde paard Pegasos. Ook is hij de verwekker van aardbevingen, de ’aardschudder’, de veroorzaker van vloedgolven en zeestormen. Daarnaast houdt hij de aarde weer vast in zijn stevige armen en draagt hij haar.
Deze geduchte en grillige zeegod, die zeker door zeelieden te vriend gehouden moest worden, werd in de hele Romeinse en Griekse wereld vereerd.
Zijn beroemdste tempel, de Poseidon-tempel van Sounion, in 1976 bezocht door Hans Warren, in 2010 bezocht door mijn dochter Femke, leerlinge van 'De Nehalennia', staat afgebeeld op honderden affiches van het Griekse verkeersbureau.

In het gedicht Poseidon is het thema zee en land mooi verweven. De zoute wellen verwijst naar het feit dat Poseidon niet alleen de zee maar ook de rivieren, beken en bronnen beheerde, hij zou de bron op de Acropolis geslagen hebben.

De tegenstelling roeispaan en schepel is mooi, Hans Warren koos dit beeld omdat het gelijkuitziende voorwerpen zijn, grote graanschepels en roeispanen hebben ongeveer dezelfde vorm gehad. De schepel is een platte houten schop met lange steel om graan en aardappelen mee te scheppen of ‘om’ te zetten.

Poseidon werd veelvuldig afgebeeld, als een imposante figuur met een volle baard en een drietand die de cyclopen voor hem hadden vervaardigd. De drietand draagt hij altijd als een teken van zijn waardigheid in zijn hand. Met dit wapen, de vork met drie tanden, bedoeld ook om vissen te spietsen, deed hij de zee hoog opgolven of bracht hij die tot rust, beroerde hij de aarde en verbrijzelde hij rotsen. Wraakzuchtig was hij ook: dan sidderen wij radeloos.

De tekst eindigt met Pegasos, dit gevleugelde paard brengt een nieuw element in het gedicht. Hij overstijgt land en zee, terwijl Poseidon juist aan land en zee gebonden is. Het licht en de hogere hemelse machten hebben het donker en de aardse machten overwonnen. Pegasos staat klaar om de wagen van Eos, de dageraad, te gaan trekken, er breekt immers een nieuwe dag aan.

Hans Warren was niet alleen een kenner van de goden, hij was ook een onstuimig liefhebber van het voedsel van de goden: de vruchten van de zee.
Dat maakt de keuze voor het plaatsen van Poseidon op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 wel heel apart. In Geheim dagboek 1996-1998 lezen we dat hij op 14 september 1996 zelfs gegeten heeft bij No.7. Op deze dag werd in de Zeeuwse Bibliotheek de tentoonstelling geopend vanwege zijn vijfenzeventigste verjaardag. Bij de voorbereiding en opening van deze tentoonstelling waren veel medewerkers van de bibliotheek betrokken, Ronald Rijkse was de eerste spreker! Na afloop ging Hans Warren uit eten met vrienden waaronder Gerrit Komrij en Tom Lanoye.
Ik wil de goden niet verzoeken maar ik denk dat dit Hans Warren wel gelukkig had gestemd, het weten dat zijn Poseidon in Middelburg aan de gevel omgeven zou zijn door de geuren van zeevruchten, zoals coquilles, kreeft en Noordzeekrab. Misschien prikt hij zelfs een vorkje mee?
En Poseidon? Zaterdag 7 november leek het of de goden een spel speelden met de elementen. Aan de kust ontstonden plotselinge buien, bij de Brakstraat bleef het zonnig en droog. Maar... wanneer een schip te water wordt gelaten wordt het gedoopt met een fles champagne voordat het dok verlaten wordt. Niemand weet waar die middag de windvlaag vandaan kwam die de champagneglazen zachtjes optilde en zo ook hier een doop volbracht.
Volgens mij heeft Hans Warren zo bewezen dat de goden nog wervelend aanwezig zijn en zorgen zij in de toekomst voor meer beweging in Middelburg.

Bronvermelding:
Over ‘De Olympos’ van Hans Warren / Jos Versteegen, 1982
Verzamelde gedichten /Hans Warren, 2002

Dank aan Thea Everaers, Ed de Graaf en Mario Molegraaf


Poseidon is door zijn macht ook beschermheer van schepen en vissers. Oost, west, thuis, best...
Alle zeelieden een behouden vaart toegewenst!

foto's: Anke Nijsse
Gedicht Poseidon, Brakstraat 2010
Rotterdamsekaai, scheepsmasten van De Stortemelk, achtergrond de Oostkerk, 2007

zaterdag 20 november 2010

Gevelgedicht nr. 5: Ostrea


Op 11 september 2010 werd het vijfde gedicht van het project 'Sprekende Gevels', onderdeel van de Kunst- en Cultuurroute, in Middelburg onthuld.
Plaats: hoek Wagenaarstraat/Sint Jorisstraat. Thea Everaers sprak namens 'Sprekende Gevels' een welkomstwoord, er volgde een openingswoord door wethouder van cultuur Ed de Graaf.
Na de onthulling droeg Jan J.B.Kuipers zijn gedicht voor en volgde een muzikale 'omlijsting' door Anthonie van de Buuse. Een korte impressie van de onthulling is te vinden via de website van de dichter.

Jan J.B.Kuipers (Zaamslag 1953) is voor mij een beetje de 'nozem' van de Zeeuwse letteren. Als een 'easy rider' verkent hij als het ware elke binnenweg van Zeeland en doet hij verslag van zijn bevindingen. Een veelzijdig auteur: redacteur, journalist, dichter, recensent, columnist, schrijver van kinderboeken en thrillers. Een Man van Papier. Een fascinerende hoeveelheid aan onderwerpen: van oester tot stenenbikker, zilt en zoet, indianen en zeemeerminnen, vondsten in Veeere en verdronken dorpen en land, Zeeuws Licht en Zeeuws Dicht. Heel veel meer maar altijd thuis in Zeeland. In 2005/2006 was hij stadsdichter van Middelburg. In 2005 verscheen ook: Brommers, gitaren en spandoeken : vijftig jaar jong in Middelburg. Wanneer dan vijf jaar later het mooie gedicht 'Ostrea' voor 'eeuwig' als een spandoek op een Middelburgse muur is bevestigd mag deze auteur wel gelukkig zijn, dit geldt ook voor de inwoners van Middelburg en Zeeland.
Bij deze de tekst van Ostrea. Volgens de dichter zijn wij, dankzij deze gevel en de kracht van poëzie, voorlopig gespaard van de vervelende oesterziekte en het oestervirus.
Ostrea

Geleid door de groeilijn als spiraal
zweven ze langs de bodem:
duikers op zoek naar hun afrodisiacum
het hoge zinkgehalte draagt de schuld.

De tijden van de platte zijn geweest
Japanse oesters vreten verdronken dorpen
in eindeloos geduld, eeuwigdurend feest
van zilte omhelzing. Maar tussen het weke
lichaam en zijn hangcultuur wringt zich de
stadslak van fatsoen: elke oester is
gehouden
te smachten naar citroen.

Als stadsdichter schreef Jan J.B.Kuipers het gedicht Loskade 1963. Bijna dagelijks passeer ik deze plek. Ook ik was ooit jong in Zeeland en verkende, op weg naar de MMS, de binnenwegen met mijn brommertje. Mijn vader bracht vroeger suikerbieten naar de Loskade.

Loskade 1963


Toen in oktober de regen smaakte naar de
buitenkant van suikerbieten, alles grijs en nat
volgens de regels was; naar het Balkengat
de reeppont ging met levend Licht uit de fabriek.

Waar in de jachthaven zonder jachten je
verzoop of gered werd door één woord
uit het Tehuis voor Werkende Meisjes,
waar luidkeels gebeden zijn verhoord.

Johny & The Blue Jeans trokken blue Jeans aan.
Lang voor het Europese Monumentenjaar legde nog
één coaster aan, er gingen aardappels aan boord

voor overzee. Dat was een overwinningsdag :
fier keek je naar het zuiden, waar de zee
en het verfoeide Vlissingen lag.

--------------------------------------------------------
Jan J.B. Kuipers
Stadsdichter Middelburg 2005

Foto's: Anke Nijsse
Wordt vervolgd.

woensdag 17 november 2010

Leestip: De rest is stilte / Carla Guelfenbein

‘Wauw, wat een aangrijpend en ontroerend boek’. Deze reactie staat op de omslag van De rest is stilte, een roman van de Chileense schrijfster Carla Guelfenbein (Santiago, 1959) en uitgegeven door Ailantus. De rest is stilte is haar derde roman en stond maandenlang op de bestsellerslijsten in Chili. Haar boeken verschijnen in dertien landen. De omslag doet misschien niet direct vermoeden dat men een prachtig boek in handen heeft, blijkens reacties van lezers. Dit maakt de verrassing groter, deze gevoelige roman is echt een aanrader!
De twaalfjarige Tommy lijdt aan een hartkwaal, mag zich niet al te veel inspannen. Hij heeft een obsessie voor het afluisteren van gesprekken die hij opneemt met zijn mp3-speler. Woorden zijn als pijlen. Ze komen en gaan, verwonden en doden, net als in oorlogen. Tommy tracht de onzichtbare orde van de dingen op te nemen. Wanneer hij tijdens een bruiloft onder de tafel kruipt hoort hij voor het eerst over de joodse afkomst en zelfmoord van zijn moeder. Dit is voor hem het begin van zijn onderzoek “tien ontdekkingen over de dood van mijn moeder”. Ieder gezinslid heeft zijn eigen eenzaamheid en een eigen geheim. Stiefmoeder Alma heeft een affaire, vader Juan vertelt niet altijd de waarheid, zelfs niet wanneer hij als chirurg een jonge patiënt verliest die aan dezelfde hartkwaal leed als zijn eigen zoon Tommy.
De roman eindigt dramatisch en tegelijkertijd hoopvol.
Deze Chileense schrijfster is een meesterlijk vertelster en een goede stiliste. De roman bestaat uit 54 korte hoofstukjes waarin de drie hoofdpersonen Tommy, Alma en Juan om de beurt hun verhaal vertellen, o.a. door gebruik te maken van flash-backs. De echo van het thema Stilte is overal hoorbaar in deze verhalen. De stiltes van Juan zijn zwart, terwijl witte stiltes vol zijn van licht. Het zwijgen en verzwijgen zijn 'oorverdovend' aanwezig. De personale vertelvorm zorgt ervoor dat het verhaal spannend blijft: de lezer weet tijdens het lezen namelijk steeds net ietsje meer over de gevoelens en drijfveren van de hoofdpersonen zelf, heeft een beter overzicht en houdt de adem in..
De roman zit heel slim in elkaar. Identificatie met een hoofdpersoon wordt leuk lastig. Het is echter de stem van Tommy die, met zijn vertederende, maar ook ontnuchterend realistische kijk op de wereld, de meeste indruk maakt. Zijn eenzaamheid is echter onbegrenst: Het is niet mijn schuld dat je me niet gezien hebt. Ik heb me niet verstopt. Ik zat hier gewoon.

De stijl is beheerst, het taalgebruik is sober, soms een beetje poëtisch. De schrijfster gebruikt mooie metaforen. Sfeerbeschrijvingen in deze roman zijn duidelijk anders dan die in de romans van de Chileense Isabel Allende, hoewel… De beschrijving van het grote huis en de tuin van zijn grootvader en de vrijlating van kolibries, goudfazanten, pauwen en andere vogels uit de volière komt wel een beetje in de buurt. De stem van Tommy: je zou kunnen zeggen dat ze wachten tot ze de deur zien opengaan. Deze zin is terug te vinden in het ontwerp van de boekomslag.
Carla Guelfenbein, geboren in Santiago, 1959, verhuisde in 1976 naar Engeland vanwege het
regime van Augusto Pinochet. In Essex studeerde zij biologie en design. Ze woont nu weer in haar Chileense thuisland, waar ze werkte als artdirector en moderedacteur voor het tijdschrift
Elle, totdat ze besloot zich fulltime op het schrijversschap te richten.
Guelfenbeins tweede roman (De vrouw van mijn leven, 2006) werd in Chili tot Boek van Het Jaar 2005 gekozen.
De rest is stilte is een aanrader voor een breed publiek en zeker ook voor leeskringen. Tijdens een bijeenkomst van De Literatuurfabriek in Middelburg vertelde een lezeres dat ze echt tot tranen toe was geroerd door deze roman. Dit gegeven zegt iets over de lezeres maar vooral iets over een schrijfster die met deze roman wereldwijd veel lezers weet te ontroeren.
De romans van Carla Guelfenbein verschijnen in dertien landen, het is leuk om de verschillende covers via Google op te zoeken. Een boekomslag is niet onbelangrijk, uitgevers zijn steeds op zoek naar nieuwe vormgeving want stilstand is achteruitgang.
Wat boekpromotie betreft kunnen wij weer even vooruit met De rest is stilte, een roman om stil van te zijn.

donderdag 11 november 2010

Mispels, zo mooi!


In mijn tuin staan twee mispelbomen, ooit gekocht en geplant naar aanleiding van een wandeling bij het landgoed Ter Hooge waar een rijtje van deze bomen onderdeel uitmaken van het landschapsschoon. Een fascinerende boom, ongeveer 4,5 meter hoog, die voor veel tuinplezier zorgt.
Over de geschiedenis van de mispelboom of mispelaar valt veel te vertellen. Afkomstig uit West- Azië vond deze fruitboom via de Grieken en Romeinen een weg naar West-Europa waar de vruchten gewaardeerd werden als leveranciers van vitamine C. In de Middeleeuwen werd de boom in Nederland in kloostertuinen aangeplant.
Linnaeus gaf de mispel de Latijnse naam Mespilus germanica, hij dacht dat de boom in Duitsland autochtoon was omdat deze daar veel verwilderd voorkwam in de bossen.
De Mespilus germanica behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae). Mespilus komt van het Grieks mesos (helft/ midden) en pilos (bol), verwijzend naar de vorm van de vrucht, een halve bol.

Waarom vind ik de mispelboom zo bijzonder mooi?
Omdat hij van nature heerlijk dwars is, geen rechte stam heeft, grillig zijn groei bepaalt en gewoon een beetje scheef hangt.
In de lente bloeit hij lief: wit-roze bloemen sieren de mispeltakken, ze ruiken heerlijk. In de zomer wacht hij zonnig op wat komt terwijl de donkergroene bladeren, zacht als vilt of heel fijne lamswol, de vruchtjes in hun groei beschermen. In de herfst, eind oktober, begin november, is de boom op zijn mooist. Het blad kleurt in allerlei tinten bruin en geel. Rond de tijd van Halloween is het zelfs een beetje eng in de tuin: de vruchten vermommen zich als duiveltjes die met bronskleurige wangen de bladeren laten ritselen. Als je door de tuin loopt voel je dat de gezichtjes jou blijven volgen.

Meestal worden mispels pas na de eerste nachtvorst geoogst, de vorst zorgt ervoor dat het vruchtvlees zacht wordt. Na de pluk kunnen ze verder narijpen. Ook dan zijn de mispels nog prachtig, buiten in kleine veilingkistjes of binnen op schalen die passen bij de kleuren van de vruchten, dat is soms even zoeken.
Zelfs als het gistingsproces verder gaat blijven ze mooi, er verschijnen dan kleine parelende druppeltjes op de schil die aangeven dat de vrucht overrijp is en snel rot zal zijn.
Sommige mensen eten graag mispels vanwege de lekkere zoetzure smaak, anderen maken er jam, gelei of moes van. Ik kijk er alleen naar, dat vind ik al mooi genoeg. En wie ze hebben wil die mag ze komen halen.

Het gezegde ‘zo rot als een mispel’ is algemeen bekend. Vaak wordt deze uitspraak gecombineerd met één of meerdere personen en ook niet zelden met de gehele mensheid die in allerlei opzichten nogal grillig kan zijn. Er is echter ook een bijna vergeten gezegde: “Met geld en stro rijpen de mispels”. Het was namelijk een gebruik om mispels droog, liggend op stro te bewaren. Dit oude gezegde betekent dan ook zoveel als: met wat geduld zal alles heus wel goed komen!
Vandaag hangen ze nog in de boom, even wachten op de vorst (of een nachtje diepvries...) en als ze er vannacht niet afgewaaid zijn komt het wel goed.
Foto's: Anke Nijsse, 7 november 2010
Mispels worden af en toe afgebeeld op schilderijen, o.a. door Adriaen Coorte. Wel mooi maar aan de donkere kant. Hieronder enkele andere voorbeelden.


Henk Helmantel Romeins glas met mispels

Willie Berkers Blauw kannetje met mispels

zondag 7 november 2010

Zeeuwse Boekenprijs voor Floortje Zwigtman


De Zeeuwse Boekenprijs 2010 is gewonnen door Floortje Zwigtman. Zij kreeg de prijs voor haar ruim 600 pagina’s tellende roman Spiegeljongen, waarmee ze haar trilogie ‘Een groene bloem’ heeft voltooid. Eerder verschenen Schijnbewegingen (2005, winnaar Gouden Uil Jeugdliteratuur en Gouden Zoen 2006) en Tegenspel (2007).
Spiegeljongen is het aangrijpende laatste deel, een kleurrijke reis die Adrian Mayfield en Vincent Farley vanuit Londen naar Parijs voert en hen uiteindelijk confronteert met datgene waar ze altijd voor gevlucht zijn: zichzelf.

Floortje Zwigtman (pseudoniem van Andrea Oostdijk, Terneuzen, 1974) wordt gezien als een vrouwelijke Charles Dickens. Op uitzonderlijke wijze vertelt ze over het leven in Londen in de Victoriaanse tijd, de periode van de beroemde Oscar Wilde die leefde van 1854 tot 1900. Zij beschrijft alles heel gedetailleerd, de lezer ziet, ruikt en hoort bijna het straatbeeld van het ‘wilde’ Londen van die tijd. Door zo te schrijven, met aandacht voor alle zintuigen wordt de lezer vanzelf meegesleept in het verhaal. Londen was toen echt het centrum van de wereld en verschafte het spanningsveld van een tijd die ouderwets en streng, en toch ook weer heel modern was. Veel moderner dan mensen denken, in 1870 was rolschaatsen zelfs een grote rage en werd het dagelijks nieuws al heel snel via telegraaflijnen verspreid.
De korte roman The Picture of Dorian Gray (1890) en het levensverhaal van Oscar Wilde hebben haar altijd gefascineerd, iemand die op zo’n flamboyante wijze afweek van het gemiddelde, is natuurlijk een prachtig personage. In de trilogie wordt veel aandacht besteed aan de uiteenlopende visies op homoseksualiteit die aan het einde van de negentiende eeuw gangbaar waren. Zeldzaam openhartig worden de (homo)seksuele ervaringen van de hoofdpersonen beschreven.
Voor het schrijven van deze trilogie, die ruim 1600 bladzijden telt, heeft zij enorm veel research verricht. Aanvankelijk in de Zeeuwse Bibliotheek en de Koninklijke Bibliotheek maar al snel in Engeland waar, om een leuk voorbeeld te noemen, een catalogus van Harrods uit 1895 een dankbare bron van informatie vormde omdat bij Harrods in principe alles verkrijgbaar was. Als je een olifant wilde, kon je die daar bestellen. Specialistische informatie was ook via internet te vinden en in allerlei databanken. Een reisgids voor Parijs, 1895, gaf beschrijvingen van hotels, adresjes waar je kon eten en wat je dan at. En het Louvre kwam bij wijze van spreken schilderij voor schilderij aan bod. Wat in de kunst van die tijd en in de subcultuur van de purperen hofhouding (de groep van intellectuele vrienden rond Oscar Wilde) belangrijk was komt de lezer via personages als Vincent Farley, en Augustus Trops te weten. Farley is een kunstenaar maar Trops is een voorbeeld van de decadente tijd en toch is hij een goedzak. Via het meisje Imogen zien we hoe de rijkere kinderen werden opgevoed. In Spiegeljongen komen we via de sinistere travestiet lady Kinderly en Paul McBride, een Amerikaanse journalist met een voorkeur voor ‘bittere eindes’ van alles te weten over het onderwerp (en subplot) kinderhandel en pedofilie. Maar eigenlijk is elk personage in de trilogie een bron van informatie, van kroegbaas tot pooier, van vriendin tot vriend, van heilsoldaat tot prostituee.
Floortje Zwigtman heeft bij het schrijven geen bepaalde lezersgroep voor ogen, ze schrijft de boeken die ze zelf zou willen lezen. In de praktijk, bij boekhandels en bibliotheken wordt de trilogie veelal bij boeken voor jongeren geplaats, de cross-over books. De lezers zijn leerlingen vanaf de bovenbouw in het voortgezet onderwijs tot tachtigjarigen. Vertalingen in het Duits en Deens getuigen van grote waardering buiten Nederland, de Duitse vertaling van Schijnbewegingen werd in 2009 zelfs genomineerd voor de Duitse Staatsprijs voor jeugdliteratuur.

Deze brede waardering voor ‘onze’ Zeeuwse schrijfster wordt mooi verwoord in een recensie van Jürgen Peeters in het tijdschrift De Leeswelp (2010, nr. 3, p.116/117):
De trilogie ‘Een groene bloem’ getuigt van diepmenselijke inzichten in de psyche en het ruime scala aan verborgen en verdrongen verlangens dat ons drijft. ‘Spiegeljongen’ leest als een bijzonder pleidooi om eigen keuzes te maken, trouw te blijven aan jezelf en vormt zo een krachtige en waardige afsluiter. Een trilogie als een huzarenstukje, dat zonder enige twijfel een ereplaats verdient in de annalen van de adolescentenliteratuur. ‘Een groene bloem’ is een van die zeldzame stilistische en inhoudelijke pareltjes, een kleurrijk en intrigerend patchwork dat totale overgave van de lezer vraagt. Zonder concessies te doen aan de doelgroep, zonder te moraliseren en zonder in storende gemeenplaatsen te vervallen, biedt ze zowel adolescenten als volwassenen een boeiend, levensecht en universeel portret van een adolescent op weg naar volwassenheid.’
In april 2010 kondigde Floortje Zwigtman plannen aan voor het schrijven van een reisgids over het Londen van Adrian Mayfield. Waar kun je nu nog de sfeer van zijn tijd opsnuiven, waar kun je een biertje drinken als in The King’s Arms, wat waren de beste winkelstraten anno 1895?
Een mooi vooruitzicht, we laten ons graag opnieuw meenemen op een prachtig reisavontuur.

Wie op de hoogte wil blijven kan informatie vinden op de site van Floortje Zwigtman en haar volgen via Hyves.

Tenslotte:
Mijn dochter en ik hebben deze trilogie 'verslonden', we want more!
Bronnen: Bibliotheekblad, nr. 9, 2009
Leesgoed, nr. 5 , 2009
De Leeswelp, nr. 3, 2010

donderdag 4 november 2010

Zeeuws natuurlijk, in elke punt en komma. Of toch niet?

Welke argumenten zijn voor de jury van doorslaggevend gewicht voor de keuze van het winnende boek van de Zeeuwse Boekenprijs? Ieder jaar is er voor en na de prijsuitreiking volop deining en discussie. Dit maakt het leuk en interessant om het fenomeen Zeeuwse Boekenprijs te volgen. En, met alle respect voor de jury en de genomineerden, ik wil eens proberen die ‘deining’ te verkennen. Op het moment dat ik dit schrijf is de winnaar van 2010 nog niet bekend, dat is voor deze verkenning ook niet echt belangrijk.

Vrijdag 8 oktober werden de vijf genomineerde titels en enkele juryleden aan het publiek ‘gepresenteerd’ in een uitzending van Leescafé Live in de Zeeuwse Bibliotheek. De jury geeft aan dat ze zich tot doel stelt het meest waardevolle boek te kiezen en tekent daarbij aan dat er een brede opvatting gehanteerd wordt over wat Zeeuws is. Alleen ‘erfgoed’ is een te smalle basis, het mag over Zeeland gaan, de auteur mag ook alleen in Zeeland zijn geboren en over andere onderwerpen publiceren. Tijdens het programma vertellen de juryleden voorzichtig iets over de vijf kanshebbers:
1. Het kraaien van de haan – Piet Meeuse (De Bezige Bij)
Een zeer originele roman die de levensloop van Jezus in een totaal nieuw licht zet. Een fantastische reis door de tijd met hilarische en absurde ontdekkingen. Een roman die de verhouding mythe en werkelijkheid op scherp zet.
2. Veranderend getij – Marcel Metze (Balans)
Kritisch boek over Rijkswaterstaat waarin onderzoeksjournalist Marcel Metze ‘van binnenuit’ het proces van een reorganisatie weergeeft. Staaltje top-journalistiek over een machtsstrijd.
3. Spiegeljongen – Floortje Zwigtman
Meeslepende historische jeugdroman die ook door volwassenen hoog gewaardeerd wordt. Na ‘Schijnbewegingen’ en ‘Tegenspel’ het laatste deel van de trilogie ‘Een groene bloem’. Een spannende, bijna filmische en gedetailleerde beschrijving van het leven van de 17-jarige homoseksuele Adrian Mayfield in Londen in de tijd van Oscar Wilde.
4. Een pion voor een dame – Antheun Janse (Balans)
Biografie over Jacoba van Beieren (1401-1436), de laatste gravin van Holland en Zeeland voor de Bourgondiërs. Een vorstin die viermaal trouwde, een beetje 'stout' was, diverse oorlogen voerde en uiteindelijk jong en tragisch aan haar einde kwam. Indrukwekkend, goed geschreven, heel leesbaar en interessant vanwege de vele details.
5. Dorsvloer vol confetti – Franca Treur (Prometheus)
Roman waarin, door de ogen van de twaalfjarige Katelijne, een liefdevol portret wordt geschetst van een orthodoxe Zeeuwse familie met een geheel eigen vertelcultuur. Een overweldigend debuut met prachtig taalgebruik en een mooie sfeertekening van het Walcherse platteland.

Uniek in de geschiedenis van de boekenprijzen is het feit dat Dorsvloer vol confetti tevens genomineerd is voor de Jan Bruijnprijs: de prijs voor het meest Zeeuwse boek over een Zeeuws onderwerp. De andere kanshebber hiervoor is het stripboek Zeeland van Nehalennia tot Westerscheldetunnel : 2000 jaar geschiedenis in strip met tekeningen van Danker Jan Oreel en tekst van Jan Zwemer (Het Paard van Troje), volgens de jury een heel bijzonder uitgave.

Waar is nu elk jaar weer discussie over? Wanneer de jury zelf aangeeft het meest waardevolle boek te kiezen, ligt de vraag voor wie dan wel voor de hand? Alle titels hebben een grote waarde voor een bepaalde doelgroep, het kan ook gewoon voor niet-Zeeuwen waardevol zijn. De jury gaat de keuze elk jaar ook weer netjes uitleggen, kiest soms verrassend voor winnaars die niemand had verwacht. In 2006 won de in Zeeland geboren schrijfster Carolijn Visser met Miss Concordia : vrouwen in den vreemde de boekenprijs. Met als gevolg grappige narrige reacties zoals: die vrouwen in den vreemde waren niet eens van Zeeuwse komaf.

De meeste discussie blijft zich echter concentreren rond de verwarrende term Zeeuwse Boekenprijs. Wat is een Zeeuws boek? Of is het een Zeeuwse prijs voor een boek? Het blijft wringen. Dat de gezamenlijke Zeeuwse Boekverkopers van 3 t/m 13 november de 'Week van het Zeeuwse Boek' organiseren is een prettige bijkomstigheid. Volgend jaar zal de discussie weer zo zijn en dat is m.i. jammer voor het imago van de prijs. Hoe leg je uit dat het onderwerp ook niet-Zeeuws kan zijn? We hebben de Zeeuwse Vlag, de ‘Smaek van Zeeland’, de Zeeuwse Vlegel, de Zeeuwse Belofte, Zeeuwse sieraden en wat niet al, toch hoeven de ingrediënten van de genomineerde boeken niet Zeeuws of streekeigen te zijn.
In een leuke column in de PZC (15 september) werd voorgesteld om de prijs maar toe te kennen aan De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell. Een verhaal over de belevenissen van de Domburgse klerk Jacob de Zoet op een VOC-post bij Japan. Dit verhaal zou de enige mogelijke winnaar zijn, ware het niet dat vertalingen uit het Engels nu niet mee mogen doen. Wie weet worden de reglementen veranderd, we zullen zien, ik heb geen glazen bol.
De journalist die in de boekenrubriek van de PZC drie titels besprak gebruikte ook verwijzingen naar het Zeeuwse gehalte: En Zeeuws natuurlijk, in elke punt en komma. Of: de link met Zeeland is … aan de dunne kant. Of: een piekje in het Zeeuwse land der letteren van afgelopen jaar.

Misschien is de tijd rijp om het concept Zeeuwse Boekenprijs te veranderen. Dit zou kunnen door het instellen van soortgelijke Provinciale culturele en literaire prijzen. Op deze manier kunnen Zeeuwse auteurs die ‘wereldwijd werken’ ook Zeeuws geëerd worden. Ik begeef me hiermee op gevaarlijk en onbekend terrein, misschien bestaan die prijzen allang, maar als hoofdprijs een verguld Zeeuws paspoort lijkt me wel een idee. Een mooie Zeeuwse Knoop kan ook!
Een aparte prijs voor fictie en non-fictie, poëzie en jeugdliteratuur zou het overwegen waard kunnen zijn.

Zeeuws Knoopje zou het toch logisch vinden dat een Zeeuwse Boekenprijs gaat naar een boek over een Zeeuws onderwerp. Een keuze tussen Een pion voor een dame en Dorsvloer vol confetti ligt dan dit jaar voor de hand. Een pion voor een dame, geschreven door een universitair docent middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden, vult een hiaat in de Zeeuwse geschiedschrijving. Erudiet, met zestig bladzijden voetnoten, bronnen en literatuur interessant voor geschiedenisliefhebbers. Mijn favoriet zou Dorsvloer vol confetti zijn, een roman die met liefde de Zeeuwse identiteit ter sprake brengt en, naar ik mag ik hopen, bijdraagt aan vernieuwing van deze identiteit. Tegelijkertijd gun ik Floortje Zwigtman ook de hoofdprijs, wat een leesplezier verschaft zij ons al jaren... Wanneer een Zeeuwse vrouw in den vreemde gaat, 19de eeuws Londen, levert dat spannende verhalen op!
Vrijdag 5 november vindt de prijsuitreiking plaats. Op uitnodiging, dat is een beetje jammer voor Zeeuwen, zoal ik dus, die er niet bij kunnen zijn. En 2011? Een boekenfestival met muziek, allerlei boekenmarkten, gevel-gedichten, lezingen, prijsuitreikingen, boek-verfilmingen, voorleessessies, documentaires, ontmoetingen met en activiteiten rondom Zeeuwse schrijvers zou veel leuker zijn. Een bruisende meerdaagse Manuscripta in Middelburg? Volop discussie, debat en beweging. Waarom niet? Scoop, grijp je kans en ga dit onderzoeken! Ik ken wel een gebouw met vier verdiepingen draagvlak.
En de boekenprijs? Zou het een ramp zijn wanneer we dan eens kiezen voor letterlijk het zwaarste boek, de titel die het meeste gewicht in de schaal legt?