zondag 31 oktober 2010

Herfst & weemoed huppelen over het picknickkleed




Voor wie ik liefheb wil ik schrijven, met dit motto begon ik vanaf maart af en toe iets te vertellen.
Tijd voor een bloemetje, een dahlia uit eigen tuin, en twee gedichtjes die ik dit jaar tegenkwam en met jullie wil delen.
Het regent zachtjes vandaag. In de herfst kunnen we ons soms gevangen voelen in webben van weemoed die om ons heen hangen. Bladeren verkleuren, ik verf mijn haar kastanjebruin ook al weet ik dat…
We gaan gewoon door, plukken mispels, rapen appeltjes, zoeken paddenstoelen, stoven peertjes en nog veel meer. We snoeien, kloven, hakken en stapelen het hout voor vuurkorf en open haard.
We halen wijn in huis, merlots met namen als Stormhoek, Welmoed en andere Vonkelwynen, we heffen het glas op de seizoenen, we zijn er nog, dat wel! De hemel willen we later ontdekken, we hebben geen haast. We hebben leeftijd, maar geen ouderdom.

Uit de bloemlezing van Gerrit Komrij: De 21ste eeuw in 185 gedichten, De Bezige Bij, 2010 het volgende gedicht van D. Troch:

You didn’t feel it coming

We hebben leeftijd, maar geen ouderdom.
het deken uit de picknickmand spreiden wij
achteloos in het gras. wij ontkurken wijn,

snijden het brood met vaste hand, voelen ons
vrij en blazen bloemblaadjes weg die rondom
ons dwarrelen, dreigen in een glas te vallen

ons leven lijkt nog op een tekenfilm tafereel:
sprinkhanenconcert, bordkartonnen setting.
Wij kunnen wachten tot de avond komt.


Het andere gedichtje is van de Vlaamse dichter H. Van Herrenweghen en te vinden in de bundel Webben & wargaren, 2009

Beklaag niet de stokoude man,
Die op de stoep, zo snel hij kan,
de zolen schuifelt een voor een,
om tussen voet en voet te wachten
tot hij weer klaar is met een been.
Hij huppelt in gedachten.

Dus, lieve lezers, vul in de herfst een picknickmand en huppel zo de winter in, misschien blijft het nog even zomer.
Zomaar wat plaatjes uit een boek dat al jaren in mijn boekenkast staat. De schoonheid van de dahlia & de weemoed van oudere boeken ineen. Althans, zo voel ik dat.

dinsdag 26 oktober 2010

De beklimming van een schoorsteen bij Poortvliet


Ik heb het overleefd, spannend was het wel, ik ben echt bang geweest! Zaterdag 23 oktober was er een inloop- en klimfeestje in de buurt van Poortvliet. Op eigen risico mocht je daar een schoorsteen beklimmen want de eigenaar gunde anderen ook een mooi uitzicht. Onderweg had ik al zo’n vreemd gevoel, het landschap met verlichte kassencomplexen onderweg had iets surrealistisch, de Oesterdam bood spannende vergezichten met dreigende luchten en even later zag ik zomaar een veldje bloeiende zonnebloemen op het eiland Tholen, eind oktober, zeg nou zelf, eigenaardig toch? Onderweg vroeg ik me af of ik wel voor die schoorsteen op weg was of misschien ook, eerlijk gezegd, om de eigenaar te ontmoeten, een beroemde Zeeuw waar ik torenhoog tegen op kijk. Was ik eigenlijk niet een beetje een voyeur? Vroeger op school nam je voor een jarige meester altijd een cadeautje mee, ik had een prentje meegenomen, niet eens zelf getekend, gratis gekregen ook nog, en ik was bang dat hij die afbeelding al lang aan de muur had hangen.


De reden van het feestje was het honderdjarig bestaan van Stoomgemaal Oosterschelde. De schoorsteen is in het verleden bijna gesloopt, twee keer was het kantje boord en de huidige eigenaar zag het verval met lede ogen aan. Restauratie van de enige schoorsteen in Nederland die in het water is gebouwd volgde.

Bezoekers mochten de klim wagen, mits het weer het toe zou laten. Het waaide wel aardig, 6 of 7 Beaufort, en het regende ook een beetje.
Ik heb de klim gewaagd, met bonzend hart naar boven, knikkende knieën en koude handen, als een mak schaap achter de eigenaar aan die mij dit mooie uitzicht zo gunde. Het was zoeken naar houvast, Mister Panic zat me op de hielen, wilde me inhalen, dat lukt hem wel meer, maar mijn Panama Jacks stonden vandaag stevig op de laddertjes. Vijfentwintig meter omhoog en het is gelukt! Tranen over mijn wangen van de wind, mijn neus begon spontaan te lopen en ik was bang dat mijn bril en camera zouden gaan vliegen, de foto's worden vast zo scheef als wat! Daarboven is het uitzicht adembenemend! Je weet niet wat je meemaakt, je ziet het landschap, de schapen, de Oosterschelde, vogels, de dijk, huisjes, je weet dat er beneden hospeejen of strekgos groeit al zie je dat van bovenaf niet staan. En, al weet ik dat dit vreemd klinkt, je voelt je gedragen door duizenden boeken. Tegelijkertijd voel je die schoorsteen heel zachtjes schommelen en zwiepen, de grond onder je voeten beweegt en je weet het niet helemaal zeker… je had nog zoveel plannen met je leven… En schreef die eigenaar niet heel erg vaak over rampen? Er zit in die
vijf minuten daar boven op de schoorsteen veel turbulentie onder mijn dakpannetjes. Ik wil het einde nog lezen van het o zo mooie De grote zaal al weet ik wel hoe dat 'afloopt', ik moet nog boodschappen doen en ik wil vanmiddag naar de finissage van In Vogelvlucht in de Vleeshal...

Terug naar beneden was een makkie, ik heb nog een poosje staan natrillen en zo onopvallend mogelijk de snot van m'n leren jas afgeveegd. Er werd een fles ontkurkt, het drankje deed wonderen. En zo hard waaide het nou ook weer niet, soms waait het honderd keer harder, de schoorsteen heeft een bepaalde elasticiteit, niks aan de hand.

Ik heb boven wèl een stoeltje zien staan, hier zit de schrijver af en toe te genieten van het uitzicht en inspiratie op te doen voor nieuwe boeken, zijn volgende boek gaat kilo's wegen, telt 656 bladzijden en gaat vooral over de watersnoodramp...
Op een heerlijk zacht bankje heb ik gekeken naar een interessante dia-presentatie over de geschiedenis van het stoomgemaal en over het restauratieproces van de schoorsteen. In 1951 heeft het Loodswezen er zelfs een lantaarn in aangebracht, als lichtbaken voor de scheepvaart. Het was de redding van de schoorsteen, die anders zou zijn gesloopt. In 1986 werd het licht gedoofd en uiteindelijk wist de Bond Heemschut de sloop van dit stukje industrieel erfgoed te voorkomen. Er is deze zaterdag volop belangstelling voor het vakmanschap, allemaal aardige mensen lopen in en uit. Het voelt alsof je daar bij Poortvliet je handen & ziel mag verwarmen bij een ouderwets kacheltje. Ik weet dat er door een Zeeuwse dichteres twee mooie gedichten over het stoomgemaal zijn geschreven, het boekje waar deze instaan had ik in mijn jaszak mee naar boven genomen, als ik naar beneden zou storten… dan wel graag omringd door poëzie. Nu ik dit schrijf weet ik dat de dichteres een gelegenheidsvers voor de eigenaar en zijn medevierders heeft geschreven, ik hoop dat zij dit in de toekomst wil publiceren. De laatste twee regels luiden:
Wat is zal zijn, wat was zal blijven
Ook dit Gemaal : het overleeft ons wel.

Die middag zal de eigenaar de pijp nog eenmaal laten roken, samen met een vriend, een voormalig brandweerman, steekt hij de rookpotten aan. Ik heb het niet gezien maar ik stel me zo voor dat ze als twee kwajongens in dat piepkleine hokje boven met dat vuurwerk hebben zitten spelen. Ze zullen daarna, toen de rook om hun hoofd was verdwenen, het glas geheven hebben. Zelf was ik allang weer in Middelburg waar het heel hard regende.

Trots op een boei & een baken.

Het Gemaal overleeft ons wel en Zeeuws Knoopje heeft de beklimming overleefd.

In mijn tuin bloeit Zeeuws Knoopje gewoon door in de herfst.

De geciteerde dichtregels komen uit het gelegenheidsvers, geschreven door Johanna Kruit
Hospeejen/strekgos: de angst van de landarbeiders want deze grassoort wortelt heel diep
Foto's: de toren : zie website geschiedenisinzeeland.nl Andere foto's, ook die 'historisch' juiste scheve foto: Zeeuws Knoopje

maandag 25 oktober 2010

Leestip: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet / David Mitchell

Oost, west… Na een lange reis keert Jacob de Zoet op maandag 3 november 1817 terug naar Zeeland. Ruim zeventien jaar heeft hij gewerkt op Deshima, een Nederlands eilandje bij Japan, en aan het einde van deze originele historische roman reist hij via Rotterdam, met een beurtschip naar Veere, waar niemand de weergekeerde Domburger herkent. Per rijtuig is het maar een halfuurtje naar Vrouwenpolder, maar Jacob gaat liever lopen alvorens hij aanklopt bij zijn zuster Geertje. De zondag daarop beluistert hij alweer een preek in de kerk van Domburg. En al snel rijdt naar Middelburg voor ontmoetingen met de directeuren van handelshuizen en importbedrijven, er worden contracten getekend. Na zijn vijftigste wordt hij gekozen in de gemeenteraad van Middelburg. Deze Zeeuwse gegevens maken het lezen van De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell (1969) tot een avontuurlijke reis waarvan het einde het ‘beste’ gevoel geeft van eindelijk weer thuis komen, althans dat is mijn persoonlijke ervaring als Zeeuwse, ik ben geboren in Veere en woon in Middelburg. Eind 1799 vertrekt Jacob de Zoet, afkomstig uit Domburg, het neefje van de pastorie, naar het Deshima, een hoog ommuurd, waaiervormig, kunstmatig eilandje, naar Jacobs schatting zo'n tachtig passen breed en, net als het grootste deel van Amsterdam, gebouwd op verzonken palen. Het is de verste handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en vanaf 1641 het kattenluik tussen Japan en de westerse wereld. Als jonge griffier (klerk) moet hij de corruptie aantonen van het vorige opperhoofd. Dat valt niet goed bij zijn landgenoten die ook hun graantje meepikten, maar het brengt hem de vriendschap van een Japanse tolk Ogawa. Jacob de Zoet raakt in de ban van de Japanse vroedvrouw Orito, U bent wonderschoon, die bij hoge uitzondering, als dank voor het redden van de baby van de plaatselijke magistraat, mag studeren bij de Nederlandse chirurgijn en botanicus Marinus op Deshima. Het feit dat de liefde uiteindelijk niet ‘geconsumeerd wordt’ doet niets af aan de spanning van deze roman. Verraad, bedrog en vertrouwen, liefde en lust, schuld en geloof, moord en corruptie, integriteit en geloof spelen allemaal een rol in dit fantastische verhaal waarbij Mitchell volop gebruik maakt van de methode genre hopping. Avonturenroman, historische roman en liefdesgeschiedenis, een geo-politieke thriller, inclusief aanvallende Britse oorlogsschepen, met daartussen in een ‘gothic adventure story’ als Orito bevrijd moet worden uit het horrorklooster, het huis der zusters in het heiligdom op de berg Shiranui, waar de ‘nonnen’ worden bevrucht om hun baby’s te offeren in ruil voor het 'eeuwige leven' van de monniken. Wat Japan betreft: democratie was destijds niet de bloem die in Japan groeide. Jacob de Zoet en Orito zijn de belangrijkste personages in deze roman die overigens druk bevolkt wordt door allerlei andere interessante personen, van kruidenvrouw tot ontsnapte monnik. Jacob is de rechtlijnige klerk, gelovig, integer, optimistisch, strenger en braver dan de mensen om hem heen, ‘too good to be cool’, een onverzettelijke Zeeuw die zich staande houdt in de slangenkuil van Deshima. Mijnheer Dazûto of mijnheer 'Dommeburger' wordt hij ook wel genoemd. De fantasie en het vertelplezier vieren hoogtij. De roman is weergaloos van stijl, taal en verbeelding. De sfeer van het onbekende Japan, het leven aan boord van de schepen, het machtsspel en de corruptie wordt in geuren en kleuren beschreven. Ruwezeebonktaal, formeel taalgebruik, handelstaal, medische terminologie, poëtisch taalgebruik, het wisselt elkaar steeds af. Mitchells meerstemmigheid is scherp als altijd, hij voert wetenschappers uit oost en west net zo overtuigend op als het zooitje ongewassen zeelui. Het taalgebruik van Rafferty, het hulpje van de scheepschirurgijn en Arie Grote is echt geweldig. Indrukwekkend is tevens de stem die Mitchell aan de slaven en bedienden geeft, slaven hebben geen bezit, slaven zijn bezit. Het verhaal van de slaaf van Meester Fisher is een hoogtepunt in deze roman. Kenmerkend voor de stijl is het gebruik van veel dialogen, dit nodigt uit tot lezen en doorlezen. Interessant voor Zeeuwse lezers is de vraag hoe Zeeuws deze roman in werkelijkheid is. Mitchell’s bijzondere dank gaat o.a. uit naar Peter Sijnke van het Zeeuws Archief in Middelburg. Maar… Met de werkelijkheid maak je geen goede roman, zegt hij in interviews. Een bezoek aan Middelburg, het zien van VOC-panden en een huis met de naamAlles is omgekeerd’, (Spanjaardstraat 47) bracht hem op het spoor van het personage Jacob de Zoet. Zo’n soort huis zou de Zoet in Middelburg bewoond kunnen hebben… In werkelijkheid zijn de memoires van Hendrik Doeff een belangrijke bron van informatie geweest. Deze Hendrik was ‘opperhoofd’ (hoogste bewindvoerder) van Deshima, de handelspost voor de kust van Nagasaki, van 1803 tot 1817. Prachtig materiaal, maar vervolgens door Mitchell zeer vrij gebruikt. Archiefmateriaal, de Dagregisters van Deshima, en vele andere documenten zijn veranderd in een fictief verhaal. Op de vraag wat Jacob de Zoet tot een echte Zeeuw maakt antwoordt David Mitchell in een interview bij Omroep Zeeland: Jacob de Zoet geeft nooit op, zijn geloof geeft hem kracht en het zout zit gewoon in zijn bloed. We komen Zeeuwse namen tegen zoals Wisse maar of Abraham van Doeselaar echt heeft bestaan?, het kan zomaar een knipoogje naar een bekende zijn. En de tante van Marinus, Lidewijde Mostaart, de scherpzinnige en gulzige verslindster van het woord, zou ze echt bestaan hebben? Grappig is de dialoog tussen Marinus en Jacob (p. 41): ‘Ik kom uit Domburg, mijnheer, een kustplaatsje op Walcheren, in Zeeland.’ ‘Walcheren, zegt u? Ik ben eens in Middelburg geweest.’ ‘Toevallig heb ik mijn opleiding in Middelburg genoten, dokter.’ Marinus laat een blaffende lach horen. ‘Ik wist niet dat er in dat volslagen cultuurloze gat, dat broeinest van slavenhandelaren, opgeleid kon worden.’ ‘Misschien dat ik de komende maanden uw opinie over de Zeeuwen enigszins zal kunnen opvijzelen…’ Voor Zeeuwse lezers zou het interessant zijn wanneer David Mitchell eens het een en ander zou willen vertellen over het gebruikte archiefmateriaal. Ik hoop dat de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland en het Zeeuws Archief hem volgend jaar kunnen uitnodigen. Hij zou een ideale wintergast zijn voor Omroep Zeeland… Tot slot: Deze roman, uitgegeven door Ailantus, is niet alleen een aanrader voor de winteravonden maar ook een echt herfstboek. Interview-fragmenten zijn te zien op de site van Ailantus. De engelse titel: The Thousand Autumns of Jacob de Zoet verwijst naar de omschrijving die Japan in de oudheid van zichzelf gaf als het Land van de Duizend Herfsten. Het slaat een mooi bruggetje naar de hoofdpersoon, die na zijn aanvaring met de Hollandse bewindvoerders en zijn onbeantwoorde liefde voor een Japanse vroedvrouw al heel jong in de herfst van zijn leven komt. Dat die herfst schitterend werd, en wel in de gemeenteraad van Middelburg, maakt de roman voor Zeeuwen en niet-Zeeuwen heel bijzonder. Over de omslag: het kaartje van Deshima is gebaseerd op de prachtige kaart van de Platte Grond der Nederlandsche Factorij op het Eiland Desima bij Nangasaki.

donderdag 14 oktober 2010

Marinus Boezem : A volo d'uccello - In vogelvlucht

Er zijn momenten dat ik mijn vader zo mis, hij overleed in 2002, al heb ik soms het gevoel dat hij als een vogeltje om mij heen vliegt en vanaf mijn schouder meekijkt naar mooie tentoonstellingen, hij had wel iets met de natuur en met graan… Vogelvoer met zonnebloempitten, mais en tarwe erin, op de vloer van plavuizen in De Vleeshal in Middelburg, en negentien witte duiven. De betekenis van dit project, geloven in iets of niets, daar hadden we een lang gesprek over kunnen voeren...

Voor het project In vogelvlucht heeft Marinus Boezem de plattegrond van de basiliek van Assisi met vogelzaad uitgetekend. Negentien witte duiven mogen deze voorstelling in de loop van enkele weken opeten: de architectuur vliegt als het ware naar het licht. Het project symboliseert de zoektocht van de mens naar spiritualiteit, de persoonlijke innerlijke ervaring ten opzichte van een hogere werkelijkheid. Nico Out geeft in zijn bespreking van deze tentoonstelling (PZC, 30-09-2010) aan dat Marinus Boezem in feite de vraag naar het bestaan van God stelt, is zijn aanwezigheid oneindig in tijd en ruimte of is ‘hij’ slechts een tijdelijk verschijnsel voortgekomen uit de menselijke verbeelding?
Negentien witte duiven? Wanneer ik begin oktober in de Vleeshal rondloop zijn er nog veertien over, één was er 'onwel' geworden, een aantal is ontsnapt en ‘niemand weet precies hoe dat is gegaan…’ Onlangs is er wel een duif voor de ingang van de Vleeshal gesignaleerd. Half oktober is het aantal weer aangevuld tot achttien, de duiven komen van een regionale duivenhouder. Het vogelvoer is nog steeds hetzelfde voer, dus niet aangevuld, al zijn de meest favoriete granen er inmiddels uitgepikt.

In vogelvlucht verwijst eveneens naar het gedachtegoed van Franciscus van Assisi waarbij de vogels de verbinding tussen hemel en aarde vormen. Ook komen witte duiven in middeleeuwse schilderijen vaak voor als boodschappers, de belichaming van de Heilige Geest.
In het werk van Marinus Boezem zijn veel betekenislagen, voer voor kunstrecensenten en omdat ik dat niet ben citeer ik Nico Out nogmaals: De plattegrond belichaamt de idee van het aan God gewijde bouwwerk met als extra dimensie de relatie tussen de vroegere gotiek van Assisi en de late van Middelburg. Een overbrugging van tijd, plaats en ruimte èn een tegenstelling: de basiliek is aan God gewijd, de Vleeshal was een overdekte markt. De spanning tussen de geometrie van de gotiek en de onregelmatigheid van de natuur is het leitmotiv dat aan de basis van veel projecten van Boezem ligt.
In de Vleeshal is ook de editie A volo d’uccello te zien. De genummerde en gesigneerde editie (70 x 100 cm, zie afbeelding) is te koop. En er is een multimedia-installatie: op het dak van het atelier van Marinus Boezem in Middelburg is in 2010 eveneens een plattegrond van de basiliek van Assisi uitgetekend en via een webcam werd het proces gevolgd: duiven en vele andere vogels vlogen af en aan. In De Vleeshal is een montage van deze beelden te zien. Interessant is echter de vraag wat er met de plattegrond van vogelvoer op het terras na de opening van de tentoonstelling op 18 september is gebeurd. Op de website van De Vleeshal is te zien hoe het zaad ging ontkiemen, dit proces levert werkelijk prachtige beelden op, het is online te volgen. Broeder Franciscus en vader Jewannes zullen 'van bovenaf' genieten van het groeiproces van deze 'groene kathedraal', mag ik hopen.
Wanneer ik De Vleeshal bezoek vraag ik me af wie de foto heeft gemaakt die in de PZC bij het artikel van Nico stond, ik tel wel negen duiven. Het lukt mij echt niet om voedsel pikkende duiven te fotograferen, ze zitten hoog in de vensters en vliegen af en toe rond. De lichtval zorgt voor een mooie, bijna sacrale, sfeer.
Dit project en het vogelvoer op de plavuizen deed mij aan mijn vader denken. Tijdens zijn laatste dagen, omgeven door zonnebloemen en familie, was hij nog bezig met de opbrengst van zijn land en belangstellend naar oogst, tarra en tarwe. Tot het moment dat in de vroege ochtend van 2 augustus een deur langzaam openging en hij, als een duif, naar het licht vloog.


foto's editie en dakterras: zie website De Vleeshal
foto's van duiven en voer op de plavuizen, zelf gemaakt.

Voor wie meer wil weten over een recente uitgave,
zie mijn eerdere berichtje over De Wind in de populieren

maandag 11 oktober 2010

Drvkkery & Literatuurfabriek : Het zomerlezen voorbij

Soms worden schietgebedjes wèl verhoord; in de Drvkkery is het nieuwe programma van De Literatuurfabriek gelukkig weer gestart. Met het onderwerp ‘Het zomerlezen voorbij’ begon op 1 oktober een reeks van acht bijeenkomsten die plaatsvinden op één vrijdagmiddag per maand van 15.30 tot 17.30. En voor wie wil een wijntje en gesprekken na.
Omdat ik onverminderd enthousiast ben over De Literatuurfabriek en mij nu voor de vierde keer heb aangemeld, wil ik iets vertellen over mijn ervaringen en over deze eerste bijeenkomst.
De Literatuurfabriek biedt een inspirerend programma vol nieuwe en oudere boeken, interviews met schrijvers, discussies over literaire ontwikkelingen, themabijeenkomsten en altijd het onderdeel ‘vers van de pers'. Voor zover ik weet is het een uniek programma in Zeeland en ver daar buiten. Top-10 boeken worden besproken en daarnaast wordt het veld verbreed met romans die ook de moeite waard zijn. De bijeenkomsten worden geleid door Frank van Doeselaar, (docent Nederlands, hoopt te promoveren op het werk van Thomas Rosenboom) en Lidewijde Paris (literair journaliste, staat aan de leiding van Uitgeverij Ailantus). Frank brengt vooral de Nederlandse literatuur over het voetlicht, Lidewijde besteed daarnaast ook aandacht aan de wereldliteratuur. Samenwerking met de SLAZ (Stichting Literaire Activiteiten Zeeland) is elk jaar aan de orde.

Hoogtepunten van de afgelopen jaren waren o.a. het etentje en de SLAZ-lezing met Thomas Rosenboom, de bespreking van het thema ‘de openingszin in een roman’, de bijeenkomst over poëzie waarin deelnemers openhartig vertelden welk gedicht in hun leven veel indruk maakte, houvast gaf en waarom. De vraag ‘wat maakt een boek tot literatuur?’ komt regelmatig aan de orde. Ook aandacht voor het soms vergeten genre van het korte verhaal. Internationaal bekende schrijfsters als de Zuid-Afrikaanse Dido (Een ander ik) en de Amerikaanse Elisa Albert (Waarom deze avond anders is) waren te gast in Middelburg. De sfeer in de bijeenkomsten is bijzonder, de ruim dertig deelnemers zijn geïnteresseerd in boeken en laten zich graag inspireren door de verhalen en tips van anderen.

In de eerste bijeenkomst met het thema ‘Het zomerlezen voorbij’ werd aandacht besteed aan wat we in de zomer zoal gelezen hebben. Natuurlijk, veel detectives en literaire thrillers. Vervolgens, een impressie: Julia (Otto de Kat), Sprakeloos (Tom Lanoye), De Toverberg (Thomas Mann), Mama Tandoori (Ernest van der Kwast), Elegant als een egel (Muriel Barbery). Titels van Philippe Claudel, o.a. Het kleine meisje van meneer Linh, Alles waar ik spijt van heb. Vervolgens titels van Hella Haasse, Selma Lagerlöf, Gewassen Vlees (Thomas Rosenboom), De laatste liefde van mijn moeder (Dimitri Verhulst) en Vlaamse auteurs als Geertrui Daem en zelfs Boerenpsalm van Felix Timmermans. En, eerlijk gezegd, we kozen ook wel eens boeken die achteraf tegenvielen.

Het aardige is dat iedereen zo verschillend leest, sommige deelnemers zijn page-runners, anderen lezen langzaam, één lezer leest hap-snap het boek door, leest het einde van het verhaal en gaat dan pas rustig zitten om vanaf het begin van het verhaal te genieten.
Alle deelnemers aan De Literatuurfabriek krijgen, ter voorbereiding op volgende bijeenkomsten, het boek De rest is stilte van de Chileense schrijfster Carla Guelfenbein en alvast Norwegian Wood van de Japanse auteur Haruki Murakami. Een open toegangsbewijs voor een SLAZ-avond volgt nog alsook een boek van de wintergast. Zou zomaar Adriaan van Dis kunnen zijn, als interessante gasten worden ook Dimitri Verhulst, Margriet de Moor en David Mitchell genoemd. We wachten af want tussen droom en daad staan altijd praktische bezwaren, overvolle agenda’s en kostenplaatjes in de weg en nog veel meer!

In de eerste Literatuurfabriekbijeenkomst staat het pitchen van boeken centraal. Het overzicht van de aanraders is ook te zien op de site van de Drvkkery:
1. Soldaten huilen niet (Rindert Kromhout): historisch jeugdboek, tijd van Virginia Woolf en de Bloomsbury Groep, opkomend facisme in de jaren 20 van de vorige eeuw.
2. Bloemen in de sneeuw (Gregor von Rezzori): psychologische roman over teloorgang van de Oostenrijks-Hongaarse cultuur. Secundaire memoires: via portret van vijf personen wordt het leven van de schrijver beschreven. Mooi, prachtig vertaald, poëtisch.
3. Graphic novel van Marc Legendre over Reynaert de Vos. Weergaloos getekend.
4. Niets (Janne Teller): prachtig en tamelijk schokkend jongerendebuut, leeftijd minstens 14+
5. De accabadora (Michela Murgia): beauty van een boekje! Poëtisch geschreven verhaal over een oude vrouw, een weduwe en haar dochter op Sardinië, thema is o.a. euthanasie.
6. Blauwe engel (Francine Prose); tragikomische roman over de mores van het universiteitsleven, verliefde docenten en leerling, een puzzel aan herhalingen en spiegelingen, mooi boek over het schrijfproces op zich.
7. Mama Tandoori (Ernest van der Kwast); leuk, heel leuk!
8. De laatste liefde van mijn moeder (Dimitri Verhulst): tragisch, komisch en hilarisch.
9. Mevrouw Verona daalt de heuvel af (Dimitri Verhulst); parel van de Vlaamse literatuur.
10. Blinde wereld (Ellen Heijmerikx): debuutroman, coming-of-age roman: meisje tracht zich te ontworstelen aan Noorse Broederschap
11. Ik was Amerika (Gustaaf Peek): bijzonder, apart, aangrijpend, tot op het bot geschreven roman over Nederlandse man die eerst in dienst van de nazi’s was, gevangen werd genomen en terechtkwam in een krijgsgevangenkamp in Texas. Goed geschreven roman van internationale klasse!
12. Slimme mannen (Manu Joseph): mooi beeld van India, leest als een vrolijke, snelle Voskuil en het kantoorleven wordt bijzonder geestig beschreven.

Ik wil alvast een titel op de lijst voor de volgende bijeeenkomst voorstellen, een prachtig jeugdboek: De Hemel van Heivisj van Benny Lindelauf.

Na twee uurtjes Literatuurfabriek fiets je naar huis met ideeën voor minstens twintig te lezen boeken. Geen van deze titels lees ik op dit moment. Naast mij zat een ‘cursiste’ die de nieuwste roman van David Mitchell net gelezen had en dit een geweldig boek vond, gewoon super! Uitgegeven door Ailantus (een uitgeverij met lef!) en al eerder uitgebreid besproken in De Literatuurfabriek. In een column in de PZC gaf Ernst Jan Rozendaal aan dat dit boek gewoon de Zeeuwse Boekenprijs hoort te winnen. Dit ‘schietgebedje’ gaat niet verhoord worden want het boek is niet ingezonden voor de prijs en vertaalde boeken doen dit jaar (nog) niet mee. Tijdens de Kinderboekenweek heb ik mijzelf maar eens getracteerd op De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell. En inderdaad, als je eenmaal begonnen bent in deze roman van meer dan 600 bladzijden verlang je naar een herfstvakantie met een weeralarm (dat achteraf heel erg onnodig was) zodat je heerlijk binnen mag blijven en even zoet mag zijn met een prachtig boek.

zondag 3 oktober 2010

Kriebelalfabet & Metamorphosis Naturalis : Wim Hofman & Johannes Goedaert

In opdracht van het CBK Zeeland in Middelburg maakten acht illustratoren – geboren en/of woonachtig in Zeeland - in het kader van de Kinderboekenweek 2010 een poster met als thema Middelburg. Eén van de illustratoren is Wim Hofman (Oostkapelle 1941, woont en werkt in Vlissingen).
Wim Hofman maakte, geïnspireerd door de vroegere centsprenten, een nieuwe prent. Het is een dierenalfabet met als uitgangspunt kleine kriebelende wriemelende beestjes. ‘Want al zijn ze nog zo klein, we zullen weten dat ze er zijn.’ De prent verwijst naar de Middelburgse schilder en verzamelaar Johannes Goedaert (1617-1668), tekenaar van de metamorfose van insecten. Er zijn diverse publicaties over deze Zeeuw verschenen.
Laurens J. Bol publiceerde o.a. in het Zeeuws Tijdschrift (1996, nr. 2) een uitgebreid artikel: Johannes Goedaert (1617-1668) schilder-entomoloog. Het artikel Johannes Goedaert : de ontdekker van de metamorfose van insecten van Veronica Frenks is te vinden in het Zeeuws Tijdschrift, 2008, nr. 1/2.
Wie was Johannes Goedaert? Een in Middelburg geboren (fijn)schilder/entomoloog met oog voor het kleinste detail en een groot kenner van de insectenwereld. Hij was lid van het Sint Lucasgilde. Een belezen man, hij kende zijn klassiekers. Een late humanist, hij was gelovig maar had de onafhankelijke, speurende geest van een natuuronderzoeker. Behalve insecten schilderde hij ook landschappen, vogels, bloemstillevens, wilde en gekweekte planten. Johannes Goedaert is beroemd geworden omdat hij als eerste de gedaantewisseling van insecten vastlegde. Zijn boek in drie delen Metamorphosis Naturalis is de weergave van ruim vijfentwintig jaar studie. Het verscheen niet in het Latijn maar in het Nederlands en tot op de dag van vandaag is het goed te lezen, ook al wordt met een 'uyl' een gewone vlinder bedoeld. In 1662 verscheen het eerste deel over ‘den oirspronck, aerd, eygenschappen ende vreemde veranderinghen der wormen, rupsen, maeden, vliegen, witjes, byen, motten en dierghelijcke dierkens meer.’

Als een veldbioloog onderzocht Johannes Goedaert de feiten met als doel wetenschappelijke kennis over de natuur te vinden. Hij woonde in Middelburg aan het Molenwater en kon via de Koepoort de akkers en de weiden, de hoven en de hoeven van het liefelijke eiland bereiken. Hij hield van de duinstreek, Westhove, en de vergezichten over het eiland. Hij verwonderde zich over het ‘klein gedierte’ dat hij overal tegenkwam,’ inde bosschen, op de velden, inde hoven, huysen, ja allesints rontom ons inde locht’. Hij bewaarde de insecten onder glas, in potten, flessen en in benen en houten doosjes, samen met hun natuurlijke voedsel. Hij vermeldde nauwkeurig op welke datum hij een bepaalde rups had gevangen, wanneer die zich verpopte en op welke dag de vlinder uitkwam. Ook van muggen en kevers bestudeerde hij minutieus de ontwikkeling. Het was pionierswerk en, achteraf bezien, hij vergiste zich ook wel eens. Bekend is zijn vergissing in het voorwoord van Metamorphosis Naturalis waar hij beschrijft hoe uit twee dezelfde rupsen geheel verschillende dieren ontstonden: “Want van de eene rupse heb ick bevonden dat voort-gekomen is een schoone boter-kapelle met vier vleughelen – maer uyt de andere twee en tachentig kleine vliegen, welcke alle van boven uyt het lijf uyt-gekropen zijn.” Dat laatste had hij ook werkelijk gezien. Hij wist alleen niet dat er buiten zijn waarneming om andere eitjes in gelegd waren.
Kenmerkend is zijn verwonderde beschrijving van zijn waarnemingen: “Het is een vermaeck om aen te zien hoe heerlick dese Rupse van coleuren is, ende vande Natuyre geteykent is, waarom ick hem de Mervelie genaemt hebbe.” Hij gebruikt veel lovende woorden: schoon, zeer schoon, uitermaten zeer schoon, noyt schoonder ghesien, gansch heerlijck zonder weerga…
Natuurlijk dreef hij ook spelden door de bewonderde boter-kapelle, “opdat hy syne coleuren niet soude afvliegen” Het doorgestoken diertje “leefde alsoo nog sonder eten” vier dagen lang, meldt hij dan laconiek.
Voor de tijdgenoten van Johannes Goedaert was zijn werkwijze bijzonder en verschafte deze een andere kijk op de wereld. Bloemen, de leliën des velds, werden al eerder afgebeeld maar het tekenen en schilderen van insecten was nieuw, deze werden toch eigenlijk als tekens van bederf of verderf gezien. Voor Goedaert waren deze beestjes eenvoudig de wonderen Gods. Nieuw was het inzicht dat ieder insect een stadium was in een individuele ontwikkelingsgang. Johannes Goedaert was een typische zeventiende-eeuwse wetenschapper, zijn instrumenten waren de loep en het blote oog. Op andere terreinen werden juist door nauwkeurige waarneming met andere instrumenten en experimenten belangrijke gegevens ontdekt. Een beroemde tijdgenoot van Goedaert is Jan Swammerdam, deze ontleedde de diertjes en maakte gebruik van de microscoop.
De Middelburgse schrijver, theoloog en natuurfilosoof Johannes de Mey vertaalde de werken van Goedaert in het Latijn en in het Frans, in Frankrijk was er bijzonder veel belangstelling voor de publicaties. Er is ook een Engelse en Latijnse vertaling uit de zeventiende eeuw bekend van de Britse entomoloog Martin Lister.
Maria Sibylla Merian (1647-1717) kreeg als 15-jarig meisje het werk van Goedaert in handen. Linnaeus verwijst dikwijls naar afbeeldingen van Goedaert en heeft zelfs enige namen als soortnaam van onze Zeeuw overgenomen.
Met het Kriebelalfabet (en ander werk)kan Wim Hofman nu ook vermeld worden als iemand die in de voetsporen van Goedaert is getreden. En wie 'a' zegt moet ook 'b' zeggen, het alfabet is er, de b van beeld moet nog komen. Ik hoop dat wij, natuurliefhebbers, in de toekomst de illustraties van de Metamorphosis Naturalis digitaal kunnen raadplegen, dat zou schoon zijn, gansch heerlijck zonder weerga...

Illusstratie : Boeket in Chinees vaasje, Johannes Goedaert


Tip: bezoekt u het Zeeuws Museum, zie Stilleven met boeket rozen in een vaas, 1640-1668. Olieverf op paneel, collectie Zeeuws Museum

Een mooie, gesigneerde, uitgave van het Kriebelalfabet zal binnenkort te koop zijn in Galerie 'De Vier Gemeten' in Middelburg.


Exemplaar uit de kluis van de Zeeuwse Bibliotheek