woensdag 29 september 2010

Leestip: De laatste liefde van mijn moeder / Dimitri Verhulst


Alles van waarde is weerloos. Deze dichtregel van Lucebert bleef mij volgen tijdens het lezen van De laatste liefde van mijn moeder, de nieuwe, tragikomische en autobiografische roman van Dimitri Verhulst. Tijdens het lezen heb ik vaak naar de ontroerend mooie foto van de schrijver gekeken die op de achterkant van de boekomslag staat en dan dacht ik steeds: oh boy, waarom toch? Home Is Where My Children Cry. Een jeugd die anders had kunnen en moeten zijn.

Het verhaal speelt zich af in de jaren tachtig van de vorige eeuw in een kleinburgerlijk milieu in Vlaanderen. In feite beschrijft het een levensfase die voorafging aan De helaasheid der dingen. Lezers die dit boek kennen of de boekverfilming hebben gezien kunnen zich deze omgeving direct voorstellen.

Moeder Martine, fabrieksarbeidster, niet al te slim en veel te dik, is gescheiden van de alcoholische en gewelddadige vader van haar zoontje Jimmy. Met haar nieuwe minnaar Wannes, ook fabrieksarbeider, en de elfjarige Jimmy gaat ze met een georganiseerde busreis naar een hotelletje in het Zwarte Woud. Deze eerste vakantie verloopt anders dan gepland, de sfeer wordt vilein beschreven: in de eetzaal kijken dode herten- en zwijnenkoppen de familie verwijtend aan. Jimmy verneemt deze week dat zijn moeder zwanger is. Hij verzet zich tegen de rol die zijn 'stiefvader' wil spelen, deze wenst dat Jimmy hem aanspreekt met 'vader' of 'pa' en dat is voor Jimmy ondenkbaar omdat hij alleen al het woord vader associeert met geweld. Zich voor de buitenwereld schijnheilig voordoen als een nieuw gezin, een tabula rasa, gaat Jimmy veel te ver. 'De tijd zal komen dat ik zal doen alsof jij niet bestaat', zegt Wannes aan het einde van de vakantie. En die tijd komt.

De laatste liefde van mijn moeder is een min of meer autobiografische roman. In interviews geeft Dimitri Verhulst aan dat de verhalen echter niet letterlijk genomen mogen worden. Zijn moeder heeft hem eerder voor de rechter gedaagd, na zijn debuut De kamer hiernaast (1999) waarin hij haar portretteerde als een monsterlijk dikke vrouw. En de ‘nonkels’ laten zich ook niet graag beledigen. Feit en fictie lopen door elkaar en dat maakt het lezen van deze roman boeiend. Over Jimmy lezen we: Hij handelde in verzinsels zomaar om te zien wat het gaf als hij iemand anders was (p. 57). Meer en meer was Jimmy over zijn afkomst gaan liegen: zijn vader was geen drinkende janlul met een luizenbaantje, maar een gerespecteerd iemand.

Over de relatie met zijn moeder zegt Dimitri Verhulst in een interview in de VPRO-gids: op een gegeven moment zei mijn moeder dat ze een leven zonder geschiedenis wou beginnen, een nieuwe start nemen. Ik paste niet meer in dat leven, dus ze heeft mij aan de deur gezet. Ik was toen twaalf, dertien jaar. Sindsdien heb ik mijn moeder nooit meer gezien, tot op de dag van vandaaghet is wel iets wat verteld mag worden omdat het de verdomde werkelijkheid is.

Vanaf zijn jeugd was er de rationele keuze om haar niet te missen, een overlevingsstrategie. Toch schrijft hij met mededogen over de Martine die ooit overwoog zelfmoord te plegen maar verslaafd raakte aan televisieseries waarmee ze zichzelf een vluchtweg plaveide. Favoriete serie was Home Is Where My Children Cry. Haar hele karakter was gebouwd op schaamte, om haar afkomst, haar kleurloosheid, haar stukgeslagen meubilair, haar zuipende echtgenoot, de treurige huurhuisjes die ze zich maar net kon veroorloven. In Duitsland, in de bus, ontdekt ze dat ze het dagdromen niet is verleerd. Haar zuinigheid wordt mild spottend beschreven. Parfum vindt ze eigenlijk een camouflagemiddel, een geurtapijt waaronder men z’n eigen stank kon vegen. Jimmy zou haar toch een parfum willen geven met de naam de laatste liefde van mijn moeder. Na p. 180 komen we bij het beste deel van de roman, wanneer de moeder terugkijkt op gebeurtenissen uit haar eerste huwelijk waar Jimmy getuige van was. Een intens schrijnend verhaal en omdat Jimmy qua uiterlijk als twee druppels water op zijn echte vader lijkt ziet ze in hem het spiegelbeeld van een rotzak. Martine wil haar verleden vergeten, wanneer Jimmy tijdens de vakantie niet mee wil spelen in de tv-soap die zijn moeder voor ogen staat, is er geen plaats meer voor hem.

In het laatste deel van de roman (deel II) is Jimmy een 91-jarige filosoof die op een ontmoeting wacht met de laatste liefde van zijn moeder, zijn twaalf jaar jongere halfbroer, die hij nooit heeft ontmoet. Over dit gesprek komen we niets te weten, het zou zich ook in zijn fantasie kunnen afspelen. Met zijn inwonende verzorgster en een konijn dat in zijn kamer rondhuppelt (knipoogje naar Rosenboom?) bereidt hij zich voor op de ontmoeting, er is al aangebeld. Hij overdenkt zijn leven, wat er zoal rammelde aan zijn kindertijd. Zijn moeder heeft hem aan zijn lot overgelaten maar hij is de strijd aangegaan door op een zulkdanige eclatante wijze te leven dat zijn moeder er niet in slagen kon zijn bestaan te negeren… op een dag zou zijn naam haar in het gezicht slaan. (p. 230, 231). Misschien werd hij om deze reden schrijver/filosoof. En: te redden valt er natuurlijk niets. Wat kapot was blijft kapot. Ja dus, alles komt te laat, ieder woord van troost, elke blijk van begrip. Jaren zijn verdampt en kunnen nooit meer goed gemaakt worden. Deze ontmoeting en daarna mogen alle boeken toe.

De sfeer in het laatste hoofdstuk doet denken aan de romans De gloed van Sandor Marai en Alles waar ik spijt van heb van Philippe Claudel. Helemaal anders, maar toch...

Deze roman is lastig te vergelijken met voorgaande romans. Critici vinden het verhaal minder poëtisch, niet zo hilarisch. Het zou originaliteit missen en het komt niet snel op gang. Te weinig diepgang, te veel aandacht voor de beschrijving van het decor. Ik ben geen recensent, wel een gelukkige lezer. De vraag in hoeverre het verhaal autobiografisch is blijft mij intrigeren. Ik had ook meer willen lezen over het leven van Martine en Wannes en over het leven van Jimmy als filosoof, alle fans willen altijd meer lezen. Misschien is dit het verhaal dat verteld moest worden en laat de stijl zich simpelweg vormen door het thema. Verhulst beschouwt deze roman als een scharnierboek in het kleine oeuvre dat zich aan het vormen is. Ik heb buitengewoon genoten van de taal die Verhulst gebruikt, ook al tempeestte het halvelings aan de kust van België en in zijn jeugd. De 'ontdekkingen' in de jaren '80, zoals de opmars van McDonalds, zijn mooi ironisch neergezet. Uiteindelijk worden alle personages toch begripvol en met een glimlach beschreven. De laatste liefde van mijn moeder blijft voor mij een interessante roman. Omdat alles van waarde weerloos is en je als lezer blijft hopen dat de liefde van de moeder er toch zal zijn.


zondag 19 september 2010

Bout en Moertje: samen sterk in Zeeland

Vorige week, tijdens mijn ontbijt, onder het genot van een koffie verkeerd, viel mijn oog op een berichtje in de PZC. Goeiemorgen, lees ik dit nou goed, dacht ik, en ik was meteen klaarwakker. Scoop trekt in bij bibliotheek. Ton Brandenbarg en Dick van den Bout presenteren een mooi plan voor intensieve samenwerking. Geweldig, toch een samenwerkingspartner gevonden, bij een vorige optie ging de film niet door. Ik heb gelijk een visioen van een schitterend gebouw van Beeld en Geluid, ik zie grote kleur- en raakvlakken en een toekomstig samenspel met steeds wisselend zonlicht. En ik heb ook direct de titel van een prentenboek in beeld…

In de plannen die gisteren naar buiten kwamen, worden de medewerkers van Scoop volgend jaar gehuisvest op de tweede verdieping van het pand aan de Kousteensedijk, vermeldt de krant. En nog wel met 65 fte! Dat is nog mooier, het lijkt me gezellig want toevallig woon ik daar ook al. Ik heb een sleutel van mijn kantoor met daarbinnen een bureaustoel, een prullenbak, mijn pc, post-its, een snoepjespot, perforator en puntenslijper. Een werkplek met een groene oase aan planten en vanuit dit kantoor exploreer ik mijn resultaatgebiedje. Een kamer met uitzicht op daken vol kiezels en regenplassen, mooie heldere luchten en op dit moment de prachtig kleurende bomen van de Blauwedijk. Mijn vitale platteland en stedelijk gebied ineen. A room with a view of zou deze plek ineens een krimpregio zijn geworden? Wat wordt het vooruitzicht?

Inmiddels heb ik de notitie met het motto Samen sterk in Zeeland gelezen en, oh, wat staan daar mooie woorden in voor een ontluikende relatie. Ik ben er diep door geroerd. Verkenning van mogelijkheden, verbinden, dwarsverbanden, verrassende perspectieven, meerwaarde, stimuleren van leefbaarheid en ontmoeting, vruchtbare wisselwerking, kennisoverdracht, synergie, evenwicht top-down/bottum-up, nieuw elan. En dat allemaal samen, samen, samen!

Ik voel nu al vlinders in mijn buik en waarom niet gelijk beginnen met, wat zal ik kiezen, kennisoverdracht. Want weet je, samenwerken moet je al vroeg leren, dat echte vrienden alles voor elkaar doen is een mooi streven. In het prentenboek Bout en Moertje van Nicole de Cock komt dit thema aan de orde en ik citeer hier een gedeelte uit een recensie van NBD/Biblion:

Ezel Bout en muis Moertje horen bij elkaar, zoals hun namen al aangeven. En, zoals het echte vrienden betaamt, doen zij alles voor elkaar. Op de royale illustraties over steeds twee pagina’s van dit oblong prentenboek is te zien wat Moertje allemaal voor Bout doet. Onvermijdelijk volgt tenslotte de vraag wat Bout eigenlijk voor Moertje doet. Dat laat de laatste, tekstloze pagina zien, die de vriendschap tussen die twee onderstreept. Een echte vriendschap zonder ‘voor wat, hoort wat’. De mooi verzorgde uitgave met eenvoudige tekst en fijne pentekeningen, ingekleurd met zacht aquarel, heeft een grote zeggingskracht...
Wie dit verhaaltje wil lezen kan het kopen, lenen of reserveren want ik vertel hier verder niets over de inhoud, bij prille relaties is het prikkelen van de nieuwsgierigheid een 'must' en 'part of the game'.
Ja, het kan heel mooi gaan worden met Scoop en de Zeeuwse Bibliotheek. Met bouten, moeren, liefde voor het vak en vriendschap kan een hechte constructie gesmeed worden met een mooi kleurenpalet want echte vrienden doen alles voor elkaar!

dinsdag 14 september 2010

Don Quichot, de Man van La Mancha in Middelburg


Vorige week in Middelburg de prachtige musical De Man van La Mancha gezien. Het thema van deze voorstelling geeft stof tot nadenken. Wie was Don Quichot (of Quixote), wie was Cervantes? Waarom deze voorstelling bij de nieuwe toerit van aquaduct Dampoort van de N57? En waarom is juist deze musical zo goed gekozen?

De roman Don Quichot verscheen in 1605 in Madrid en behoort tot de beroemdste verhalen uit de wereldliteratuur. Want wie kent hem niet, de dolende ridder Don Quichot die met zijn paard Rossinant en zijn schildknaap Sancho Panza, met zijn muilezel, allerlei bizarre avonturen beleeft. Hij wil tot ridder geslagen worden en hij besluit verliefd te worden op jonkvrouwe Dulcinea van Tobosa, een boerenmeisje en kroeghoertje.

Door het lezen van te veel ridderromans is de fantasie van Don Quichot volledig op hol geslagen en wil hij de roemrijke daden van vroeger ridders evenaren, hij beleeft de werkelijkheid als avonturen die hij in zijn boeken heeft gelezen. Een dromerige idealist in een al te realistische omgeving. Hij wil de reuzen verslaan maar in werkelijkheid vecht hij tegen windmolens. In een ander verhaal zijn de reuzen grote wijnzakken die hij aardig lek steekt. Bij het zien van een processie wil hij de voorname dame (het Maria-beeld), die volgens hem zeer tegen haar zin wordt ontvoerd, bevrijden. Hij gaat het gevecht aan met kuddes schapen die hij voor vijandelijke legers houdt, zou zelfs met leeuwen willen strijden. Don Dwazerik alias de Ridder van de Leeuw, een gekke dwaas of een dwaze gek?

Altijd leuk om de verhalen te herlezen dus mijn oude exemplaar (zie boven) van zolder gehaald en herlezen. Tip: voor de jeugd vanaf 10 jaar is in de bibliotheek te leen De heldendaden van Don Quichot, het meest uitgebreid echter is De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, de mooie vertaling van Barber van de Pol.

Miguel de Cervantes Saavedra (1547) was 58 jaar toen Don Quichot in druk verscheen, hij is er niet rijk van geworden. Aan het begin van zijn loopbaan reisde hij, in dienst van een kardinaal, naar Rome. Later werd hij gewoon soldaat bij de Spaans-Venetiaanse galeienvloot, raakte gewond, werd gevangengenomen en als slaaf naar Algiers gestuurd. Na meer dan vijf jaar kwam hij vrij. Hij werd belastinggaarder en leerde de economie, de armoede en de intimidatie van de rechtlijnige Inquisite goed kennen, de weg naar de brandstapel was in die tijd geen lange weg. Het was niet verwonderlijk dat de lezende bevolking graag de schijnwerkelijkheid van de ridderromans zocht. Cervantes haatte deze verhalen omdat ze aan de werkelijke problemen voorbijgingen. Deze haat gaf hem de kracht om met zijn kennis, vaardigheid en bewogenheid een schitterende roman tegen de ridderromans te schrijven, een roman waarin met subtiele humor de misstanden benoemd werden. Ironisch genoeg schreef hij deze verhalen in de gevangenis waar hij wegens vermeende onrechtmatigheden was beland. Hij verloor de moed nooit. In alle verhalen en dialogen zijn spreekwoorden en gezegden ingevlochten. Geen leed is zo zwaar dat het een heel leven duurt. Of: alle stormen waardoor wij geteisterd worden zijn slechts bewijzen dat het weer spoedig zal opklaren.

Voor iedereen geldt: je kunt niet tegen windmolens vechten, je kunt het asfalt niet verslaan. Je moet gewoon blijven geloven in onmogelijke dromen.

Dit hoopgevende thema heeft de Stichting Vrienden van Theater de Wegwijzer geïnspireerd om de musical De Man van La Mancha naar Middelburg te halen.

Voor het zien van dit lokatietheaterproject was mijn ervaring met de inbedding van de N57 in mijn gedachten niet zo positief. Eerlijk gezegd verkloot het nieuwe tracé de plattegrond van mijn Walcherse Arcadia, het landschap van mijn vader en van mijn jeugd. Het doorkruist een gebied van mooie jeugdherinneringen of komt daar te dicht in de buurt. De sfeer van het binnendoor fietsen naar Veere, rond deze tijd het slik op de weg vanwege de bieten en de mangels. Het Kanaal door Walcheren waar we leerden zwemmen en moesten oppassen voor de stieren op de dijk. Langs het jaagpad bramen plukken met mijn moeder, ware heldendaden werden daar verricht met emmertjes en laddertjes. De volgende dag werden de opgelopen schrammen gekoesterd en getoond. De eerste zoen op de dijk… Ook ben ik realistisch, het verkeer in Middelburg wordt steeds drukker en het natuurgebied bij Veere compenseert veel; een prachtig vogelgebied langs het kanaal. En weer volop bramen!

Op de avond van de voorsteling werden mijn buurvrouw en ik begeleid door twee dolende ridders die ook al geen beeld van de werkelijkheid bleken te hebben, we kwamen aan de Veerse kant van de tunnel terecht want zij wisten zeker dat het daar moest zijn!

Als een verdwaalde jonkvrouw kwam ik toch nog precies op tijd aan en werd ik welkom geheten door Peter Faber. Hierna beleefde ik een zeldzame avond die voor mij een beetje berusting in de situatie bracht. Met zo’n vierhonderd toeschouwers kijken naar het mooi belichte toneel aan de voet van de tunnelingang van het nieuwe aquaduct is al heel bijzonder. Elementen uit de wegenbouw als decorstukken, brandende fakkels, een uitzicht op de stad met hiervoor passerende treinen. Vervreemdend maar ook zo vertrouwd: de hijskraan van Melis en de shovel van Rasenburg die in het stuk een functie hebben. Het weten dat een collega in het koor meezingt en een andere collega technische medewerking verleent. Prachtige muziek, goed verstaanbaar toneel. Wat mij vooral is bijgebleven is het gevoel van saamhorigheid: er met zijn allen iets moois van willen maken maken! Peter Faber als Don Quichot, Ruud Hermans als Sancho Panza, cabaretière Sophie van Hoytema als Aldonza/Dulcinea, de dansers van Stichting Dansz, het orkest ONDA uit Nieuw en St. Joosland o.l.v. ‘de Vrouw van La Mancha’ Cora Dellebeke, het koor Pontifex, de vele amateurtoneelspelers! De rol van pastoor zo goed gespeeld door Ron Lubbersen. De barbier zo leuk vertolkt door Piet de Kam die ook eventjes het Zeeuwse dialect gebruikte, dit werd door het publiek enorm gewaardeerd. Mooie rol ook voor de speler die Don Quichot tot ridder mocht slaan, de hertog/herbergier Jora Möhlman.

Het was een prachtig theaterstuk met als enige minpuntje de m.i. totaal overbodige verkrachtingsscène, dit gedeelte verstoorde de intimiteit van de avond en het was in de teksten al meer dan duidelijk geworden hoe men zich het leven van een kroeghoertje kon voorstellen.

Ook deze Aldonza legt zich trouwens niet neer bij het leven zoals het is en vecht uiteindelijk voor een leven zoals het zou kunnen zijn, ze besluit dat ze echt de edele jonkvrouw Dulcinea wil worden.

Dat de voorstelling in Middelburg grote indruk heeft gemaakt op het publiek is zeker. De waarachtigheid, zuiverheid, eerlijkheid van het stuk draagt bij aan een saamhorig accepteren van het feit dat die tunnel er nu eenmaal komt, we zitten allemaal in dezelfde trein of in hetzelfde bootje, als we onze dromen maar houden komt het wel goed. Het geluk laat bij tegenspoed altijd een deurtje open waardoor je kunt ontsnappen. Laat die deur een tunneltje zijn, aan de andere kant is het licht en nog een lange weg te gaan door nieuwe landschappen.

Trudi Wams en Arnout Schop, dank jullie wel voor deze richtingwijzer.

Meer informatie en foto’s: zie www.demanvanlamancha.nl

zondag 5 september 2010

Superheld, superbroer, superzoon

(verhaaltje, waar gebeurd)

‘Zou je een trainingsbroek op de verwarming willen leggen zodat die warm is als ik thuis kom? En ik wil volle melk’ sms’te mijn zoon Youri. Maandagmiddag, 23 augustus, Lowlands zat er weer op, hij zat in de trein en was, met een natte tent, onderweg naar Middelburg. Al meer dan tien dagen weg van huis… Ik nam me direct voor een pan heerlijke soep (met 1 rood pepertje) te maken.

Op vrijdag de dertiende vertrok hij naar Delft voor het Eerstejaarsweekend van de Studievereniging van de faculteit Industrieel Ontwerpen en aansluitend de OntvangstWeek (OWEE) van de Technische Universiteit. Vol idealen hoe hij zijn eigen toekomst vorm gaat geven. Een koffer, een plunjezak, een rugzak en de kampeerspullen voor Lowlands. Omdat het thema van het weekend iets met superhelden te maken had nam hij een stoer plastic zwaard, een stuiterbal, een waterpistool, ballonnen, permanent markers, een Vikinghelm en nog het een en ander mee. Ook een wit T-shirt met de tekst: Ik ben een held.

Deze tekst had zus Femke met heel veel liefde en toewijding voor hem op het shirt geschreven want hij had gezegd dat zij dat beter kon dan hij. En ja, hij is en blijft haar superbroer & held!

Vrijdag de dertiende. Vanuit de trein kwam al snel het eerste berichtje: ‘Ik ben het kettingslot voor de fiets vergeten.’ Ach, gossie, dacht ik eerst. Maar direct daarna: goed zo, dit mag je nu heldhaftig zelf gaan oplossen. Ik had onlangs de schitterende zee aan fietsen gezien bij het station van Delft, het leek me al een hele toer om überhaupt je fiets terug te vinden. De volgende dag berichtte hij dat de fiets was gepimpt en bijzonder herkenbaar was geworden. En dat het daar supergezellig was. Over een nieuw kettingslot zei hij niets, dat sprak gewoon vanzelf.

Vanavond is hij weer thuis. Voor eventjes dan. Kinderen zijn nooit jouw eigendom, je hebt ze te leen, ik weet het wel, maar toch…

Vanmorgen, tijdens het werk, dwaalden mijn gedachten steeds af naar de mooie aflevering van Zomergasten met Paul Verhoeven. Het was gisteravond laat geworden. Een gedreven filmregisseur, een boeiend verteller en intrigerende filmfragmenten. Daarvoor had ik het interview in de VPRO-gids gelezen waarin hij openhartig over zijn emoties vertelt. Ik citeer: Mijn grote verdriet is eigenlijk een filosofisch verdriet, over dat alles te gronde gaat. En dat niks zin heeft. Dat het eigenlijk allemaal voorbij gaat, dat je iedereen kwijtraakt en uiteindelijk jezelf ook. Het universum zit zo in elkaar, dat wat je ook doet en wat je ook verzint, het gaat één richting uit. Het leven zit buitengewoon onhandig in elkaar. Paul Verhoeven had ter afsluiting een prachtig filmfragment gekozen: de animatiefilm Father and Daughter van Michael Dudok de Wit, bekroond met een Oscar in 2001. Het sfeervolle prentenboek Vader en Dochter ken ik wel, een verstild portret over afscheid nemen. Juist de keuze voor dit fragment trof mij, als niets dan zin heeft dan heb ik toch, in die tussentijd, wel een mooi beroep gekozen, anders had ik dit boek niet herkend.

Paul Verhoeven heeft twintig jaar gewerkt aan een boek over Jezus. Desondanks is zijn grootste angst die voor het onbekende, heeft hij dreigende dromen en nachtmerries over het hierna. Het was interessant om te zien dat ook en groot filmregisseur elke dag stilstaat bij de vraag naar de zin van alles en de vraag wanneer en hoe het doek zal vallen.

Ik denk aan al die prentenboeken die ik heb voorgelezen, hoe zinvol en gezellig dat was. En hoeveel boeken Youri zelf heeft gelezen, tot enkele jaren terug het gamen in beeld kwam.

Na het werk fiets ik even naar de Drukkery. Wanneer zoonlief straks de deur uit is heb ik meer rust en tijd om te lezen, hoop ik stiekem. En waarom jezelf dan niet alvast trakteren op een mooi boek. De nieuwe roman van Dimitri Verhulst reken ik even later af. De laatste liefde van mijn moeder is de titel. Het is wel heel toevallig dat in dit verhaal de nieuwe liefde van de moeder Wannes heet. Mijn vader werd ook zo genoemd (Joh, Jewannes, Wannes Kasse) en de derde naam van mijn zoon is Jowan. Alsof het zo moest zijn! Nee, hij is niet gedoopt, een beetje vernoemen vond ik wel eerbiedig. Ai, ai, denk ik dan, mijn moeder is al acht jaar de weg kwijt, maar hemelen, welnee! Zij kan blijkbaar geen afscheid van haar kinderen nemen of ze wacht ergens anders op, ze kan het niet meer onder woorden brengen. ‘ Ssst…’ hoor ik een stemmetje zeggen, ‘denk bij Dimitri Verhulst eens aan al dat heerlijke Belgische bier, Leffe triple, Grimbergen triple, dan smaakt de dag veel beter’.

Vanavond is Youri weer thuis. Dan zal ik een gezonde maaltijd verzinnen. Nu kan dat nog. Bij Albert Heijn vul ik het mandje overvol met fruit, volle melk, mozzarella, olijven (met piment), verse soepgroenten, tripeltjes, en, nou ja, vooruit dan maar, twee zakken chips! Bij de kassa vraag ik de koopzegels want dan geef ik hem straks, als hij daar zelf een koelkast heeft, een vol zegelboekje mee. Eerlijk gezegd heb ik al een vol boekje klaarliggen en de tweede is bijna vol. En dan gaat het mis, als ik mag afrekenen kan ik nergens, maar dan ook helemaal nergens, mijn portemonnee vinden. En die had ik in de boekhandel nog in mijn handen gehad. Zonder boodschappen, letterlijk met lege handen, verlaat ik de Albert Heijn. Terug naar de boekwinkel. Niets gevonden natuurlijk, helaas! Kwijt, gewoon verloren. Als een grote meid ga ik eerst de betaalpasjes blokkeren, ING en Rabobank. Vervolgens toch maar aangifte doen van vermissing, je weet nooit. Ben ik al meer dan tien dagen bezorgd dat er spullen van mijn zoon verdwijnen, sta ik daar zelf aangifte te doen! Mij wordt gevraagd of ik mijn rijbewijs nu mis. Zou best kunnen, geen enkel probleem, ik ben geen held, ik durf al jaren niet meer te rijden. ‘En uw ID, mevrouw, zat dat in uw portemonnee?’ Ik heb werkelijk geen idee, echt niet. Had ik nou naast mijn paspoort ook een ID? Langzaam begint er echter een stekend, jeukend en pijnlijk besef in en rond mijn hoofd te gonzen en te zoemen, het besef dat ik niet alleen mijn portemonnee kwijt ben maar nog heel veel meer. Ik raak de grip kwijt, er schijnt me iets te ontvallen. Er verdwijnt iets in kleine zwarte gaten en het is buiten zo zonnig en warm, de lucht zo mooi helderblauw! Het lijkt of ik opeens de hoofdrol speel in Eindspel, een theaterstuk in mijn eigen Nazomerfestival. Waar ben ik en hoe lang moet ik nog?

Het vreemde is dat het missen van de inhoud, het geld en al die pasjes mij eigenlijk niet zo veel kan schelen, die bonuskaart kan me gestolen worden. Maar… ik was zo gehecht aan de portemonnee zelf: het vertrouwde zachte, soepele en warme leer met daarbinnen dan een schatkamer aan mogelijkheden… ‘Ssst,’ hoor ik weer dat stemmetje, ‘stil maar meissie, denk aan die tripeltjes, aan die bitterzoete, volronde smaak, die gouden kleur en vooral aan die warme afdronk.’ Ja, denk ik dan, die monniken lazen wel meer dan twintig jaar over Jezus en in de tussentijd brouwden ze er toch iets moois van. Always look on the bright side of life…

Nog een paar uur en dan is Youri thuis. Eerst zelf maar naar huis, even resetten bij een beker sterke koffie. Uit de fietstas haal ik de twee Zeeuwse vlaggetjes die ik voor mijn zoon (en een vriend) heb gekocht, Luctor et Emergo, ik worstel en kom boven. Kunnen de jongens mooi in Delft mee zwaaien. Of achter in een kast proppen in afwachting van een geschikt moment.

Dan gaat de telefoon. Een medewerkster van de boekwinkel, de portemonnee is door een Duitse toeriste gevonden, in het halletje voor in de winkel. Wat een opluchting!

Toch nog snel boodschappen gedaan voor een snelle maaltijd, die pan soep komt er een andere keer wel. Aan het einde van de middag hoor ik het vertrouwde geluid van een thuiskomer bij de achterdeur. Hij gooit de tassen met vuile was in de bijkeuken en aait de poezen die kopjes komen ‘halen’. Vervolgens neemt hij een uitgebreide douche. ‘Ik had eigenlijk niet zo veel zin in soep hoor’, zegt hij even later. En: ‘Wat leuk, die vlaggetjes, ik stond vorige week bijna op het punt zo’n vlaggetje te kopen, mam’. Echte helden kopen nog geen vlaggetjes, denk ik dan, daar moeten eerst veel grotere rampen voor gebeuren.

’s Avonds, met een tripeltje, (nou ja, twee dan) kom ik tot rust. Het had ook anders kunnen aflopen, ik heb geluk gehad besef ik. Verliezen en vinden, hebben en houden, het hoort er allemaal bij. Ik ben zomaar dankbaar voor wat ik heb. Want waar vind je nou een zoon die op een warme augustusdag vraagt of je zijn trainingsbroek op de verwarming wilt leggen zodat die lekker warm is als hij thuis komt? Wie heeft er in de zomer de verwarming aan? Ik niet hoor. Zijn vraag en vertrouwen geven mij echter een warm gevoel van binnen en ook al weet ik dat het herfst wordt, dat gevoel wil ik voorlopig niet kwijt. En hij mag dan met volle teugen van het studentenleven gaan genieten, ik koester mijn glas triple-bier, jawel, vanwege de goede afloop en de warme afdronk.